Zorgaanbod

6

Druk op de eerstelijn®

De druk op eerstelijnsdiensten en -professionals neemt toe door personeelstekorten en door de afbouw van (fysieke) dienstverlening van verschillende (basis)diensten (zie ook signaal 1. Digitalisering).

Het structureel personeelstekort stelt zich in zo goed als elke sector/iedere beroepsgroep binnen zorg en welzijn: huisartsen, tandartsen, (thuis)verpleging, zorgkundigen, sociaal werkers, opbouwwerkers, jeugdwelzijnswerkers … Vooral de vacatures voor basiswerkers raken moeilijk ingevuld. Terwijl het net die basiswerkers zijn die in rechtstreeks contact staan met de burger. Het tekort geldt zowel voor de eerste als tweede lijn. Beide niveaus ervaren ook indirect druk van elkaars tekorten. Ze verwijzen vaak te snel naar elkaar door. Bijvoorbeeld:

  • Huisartsen verwijzen sneller door naar spoed.
  • Ziekenhuizen ontslaan patiënten sneller.

 

Een aantal oorzaken van het tekort zijn een grote uitstroom (o.a. door de te hoge werkdruk, administratieve last en de pensioengolf), te weinig afgestudeerden, bachelors doen nog een masteropleiding, en het imago van de zorg.

Naast het personeelstekort, zorgt ook de afbouw van (fysieke) dienstverlening voor extra druk op de eerste lijn. Bijvoorbeeld mutualiteiten, politie, nutsbedrijven, banken en vakbonden sluiten fysieke loketten. Doordat deze diensten minder laagdrempelig zijn komt er extra werkdruk bij diensten en organisaties die wél nog toegankelijk zijn (vb. de wijkgezondheidscentra, huisartsen, straathoekwerk). Zij nemen bijkomende taken op die eigenlijk niet binnen hun rol liggen.

De druk op de eerstelijn heeft een negatieve impact op eerstelijnswerkers. De hoge werkdruk en de nasleep van de covidperiode zet hun veerkracht onder druk.

Dit heeft bovendien negatieve gevolgen voor de Gentenaar. Er zijn wachtlijsten voor onder andere huisartsen en tandartsen, er zijn minder bedden in ziekenhuizen en afdelingen in woonzorgcentra sluiten. De toegankelijkheid en kwaliteit van zorg komen in het gedrang.

Dit treft Gentenaren in een kwetsbare positie het hardst. Zij vallen immers het eerst uit de boot. Sommige zorgverstrekkers vragen bijvoorbeeld om bepaalde doelgroepen niet meer door te verwijzen omdat ze het niet kunnen bolwerken. Of ze geven aan niet met tolken te werken, waardoor anderstalige nieuwkomers niet bij hen terechtkunnen. Mensen in een kwetsbare situatie hebben vaker geen vaste huisarts (vb. mensen in armoede, nieuwkomers). Zij kunnen door de wachtlijsten amper terecht bij een huisarts als ze er één nodig hebben.

7

Gebrek aan taaltoegankelijke en cultuursensitieve hulpverlening®

Hulp- en zorgverlening zijn onvoldoende toegankelijk wegens culturele en/of talige drempels.

Omgaan met verschillende culturen en talen zou vanzelfsprekend moeten zijn in onze superdiverse samenleving. Dat is niet het geval. Het zit bijvoorbeeld niet standaard vervat in de opleiding van zorg- en hulpverleners. De meeste hulp- en zorgverleners slagen er niet in om cultuursensitieve zorg- of hulpverlening te bieden. Hulp- en zorgverleners kunnen wel een beroep doen op (sociale) tolken om de toegankelijkheid voor anderstaligen en mensen met een andere culturele achtergrond op sommige vlakken te vergroten. Ze botsen daarbij echter op verschillende drempels: het tekort aan tolken, de kostprijs en de bijkomende (administratieve) tijdsinvestering (zie signaal 76. Recht op tolken). Hulp- en zorgverleners zijn overbevraagd (zie signaal 6. Druk op de eerstelijn), waardoor ze weinig ruimte of motivatie hebben om extra inspanningen te leveren om taal- en cultuursensitief te werken.

Mensen met een migratieachtergrond hebben daardoor onvoldoende toegang tot het zorg- en welzijnsaanbod.

Dit probleem is het grootst in de residentiële geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg en in de psychiatrie, omdat taal- en cultuuraspecten hier nog meer meespelen. Psychiatrische voorzieningen weigeren vaak patiënten op te nemen omdat ze geen gepaste dienstverlening kunnen bieden aan anderstaligen.

Voorbeelden:

  • Een vraag tot crisisopname in de psychiatrie wordt geweigerd omdat de patiënt onvoldoende Nederlands spreekt. De (groeps)therapie zou onmogelijk zijn door de taalbarrière.
  • Sommige specialisten weigeren om te werken met de intercultureel bemiddelaar uit het ziekenhuis waarin ze werken.
  • Een diëtist adviseert om bruine boterhammen te eten, terwijl de persoon in kwestie nooit boterhammen eet omdat dat vanuit haar migratieachtergrond niet de gewoonte is.

8

Detentie als breuklijn in de zorg®

De re-integratie van gedetineerden kan nog sterk verbeteren. Detentie zorgt nog voor te veel breuklijnen op tal van levensdomeinen. Er is te weinig continuïteit van zorg. Dat komt onder andere door een tekort aan systematische samenwerking tussen de diensten binnen en buiten de gevangenis rond re-integratie van gedetineerden in de maatschappij. Samenwerking rond re-integratie is geen evidentie voor veel hulp- en dienstverleners buiten de gevangeniscontext.

  • Er loopt momenteel een ESF-project vanuit CAW Oost-Vlaanderen met de focus op duurzame re-integratie van gedetineerden door in te zetten op netwerkvorming. De uitkomst van het project kan inzichten bieden om dit signaal aan te pakken.

9

Continuïteit hulpverlening CLB’s

Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB’s) zijn voor veel gezinnen een belangrijke ingang naar hulpverlening. Wanneer een kind van school verandert, komt het gezin vaak bij een andere CLB-medewerker (al dan niet van een ander net) terecht. De vertrouwensband met de vorige CLB medewerker - en vaak ook veel werk – gaat dan verloren, ondanks overdracht.

Opvolging:

Wettelijk kader: overdracht tussen CLB’s steeds meer gedigitaliseerd (vervanging van fysieke overdracht). De samenwerking binnen  Topunt en het overleg tussen de coördinatoren van alle Gentse centra faciliteert verder een vlotte overdracht tussen de centra.

Groeiteam: maakt een eerste fysiek contact laagdrempelig (eerste vraag naar info – thema: meestal studieoriëntering, is inclusief een vraag naar welke school men best uitkijkt + uitleg over aanmeldingssysteem). Voor meer info: evaluatie Groeiteam. Verdere evolutie wordt mee opgevolgd via lokaal sociaal beleid en geïntegreerd gezinsbeleid.

Via de projecten van Topunt wordt sterk ‘aanklampend’ gewerkt met jongeren die zich in een risicovolle situatie bevinden (dreigende ongekwalificeerde schooluitval of bestaande schooluitval/schoolweigering). Hetzelfde geldt voor jongeren die vertrouwen in school en/of CLB hebben verloren – zie talrijke projecten (zoals de projecten Bondgenoten en ‘In Beeld’)

CLB’s proberen intern zeker continuïteit te garanderen:

  • Door trajectmedewerkers in te zetten over de scholen heen
  • Door warme overdracht te voorzien: intern: van collega naar collega, maar ook warme overdracht naar een CLB-medewerker van een ander net.

Voor het stedelijk CLB: door in drie en slechts drie teams samen te werken vermijden we dat bij iedere schoolverandering de leerling door een ander team begeleid wordt. Bovendien zetten wij soms medewerkers teamoverstijgend in.

Dat er discontinuïteit is doordat meerdere CLB’s een regio bedienen, dat is onvermijdelijk. Het Steunpunt is een goodpractice. Omdat het een netoverstijgend project is, kunnen wij wél continuïteit garanderen bij schoolverandering.

Andere en toekomstige projecten van TOPunt zijn inderdaad mogelijks ook schoolonafhankelijk.

10

Beperkt aanbod budgetbegeleiding

Zowel het OCMW als het CAW bieden budgetbegeleiding aan. Het aanbod is echter niet voor iedereen beschikbaar waardoor sommige mensen uit de boot vallen.

De perceptie bestaat dat het OCMW enkel budgetbegeleiding opneemt bij mensen met een zeer laag inkomen (leefloon, invaliditeitsuitkering) die al in ernstige financiële problemen zitten. Mensen die nog niet in zware financiële problemen zitten maar wel gebaat zijn bij budgetbegeleiding lijken niet terecht te kunnen bij het OCMW.

Het aanbod budgetbegeleiding bij het CAW is er sinds de drastische afbouw voor budgethulpverlening in 2020 enkel nog aanvullend voor CAW-cliënten die terzelfdertijd ook een ander intern begeleidingstraject volgen. Als het andere traject stopt, stopt ook de budgetbegeleiding.

Indien cliënten noch bij het CAW, noch bij het OCMW terecht kunnen, worden ze doorverwezen naar externe kanalen, bv. MyTrustO, bewindvoering, Dyzo (voor zelfstandigen ), dienst juridische bijstand, Modero gerechtsdeurwaarders. Dit biedt echter niet voor iedereen een oplossing.

Een bijkomende drempel is het taboe rond schulden. Veel mensen durven de stap naar schuldhulpverlening niet te zetten uit schaamte.

Mensen met schulden zonder budgetbegeleiding, dreigen nog verder in de problemen te komen. Een afbetalingsplan vragen aan een dienst waarbij je schulden hebt is bijvoorbeeld veel gemakkelijker als je in begeleiding bent bij een sociale dienst.

11

Bereikbaarheid hulpverlening OCMW

De bereikbaarheid van de hulpverlening van het OCMW is verminderd. Dat komt door een combinatie van structurele factoren  en organisatiekeuzes.

Het personeelstekort in de eerste lijn (zie ook signaal 6. Druk op de eerstelijn) is een structureel probleem dat ook in het OCMW geldt. Het tekort zorgt ervoor dat er soms geen continuïteit is in hulpverlening en in de opvolging van dossiers als er vb. een maatschappelijk werker ziek valt. Bovendien neemt ook de druk op het OCMW toe omdat andere diensten steeds minder fysieke dienstverlening bieden (zie ook signaal 1. Digitalisering).

Daarnaast maakte OCMW Gent een keuze met impact op de toegankelijkheid: de centralisatie van de telefonie.

Sinds de herstructurering van het telefonisch onthaal van het OCMW is er één algemeen telefoonnummer voor Gent, in plaats van aparte telefoonnummers per OCMW-welzijnsbureau. De nieuwe telefoonnummers van de welzijnsbureaus zijn enkel bedoeld voor hulpverleners. Cliënten krijgen het telefoonnummer van de maatschappelijk werker die hun dossier beheert. Wanneer die maatschappelijk werker niet bereikbaar is (vb. door vakantie of ziekte) of wanneer de cliënt het telefoonnummer kwijtraakt, kan de cliënt het welzijnsbureau niet telefonisch bereiken. Cliënten moeten dan via het centrale nummer tot bij hun maatschappelijk werker of welzijnsbureau geraken. Dat loopt vaak stroef, bijvoorbeeld wanneer cliënten enkel de voornaam kennen van de maatschappelijk assistent, de juiste schrijfwijze niet kennen, Nederlands leren, …. Voor mensen in de meest kwetsbare situaties is de telefonische dienstverlening van het OCMW daardoor moeilijker toegankelijk.

Een goed initiatief vanuit OCMW Gent dat de toegankelijkheid verhoogt is ‘Kinderen eerst’.

Trekker: Ann Meerpoel

12

Tekort aan bepaalde vormen van opvoedingsondersteuning

Er is een tekort aan bepaalde vormen van opvoedingsondersteuning:

  • Er is een tekort voor gezinnen met kinderen tussen 6 en 12 jaar. Het centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning (CKG) bood ondersteuning aan deze groep, maar verlegde de focus van 0 tot 12 jaar naar 0 tot 6 jaar. Zij kunnen gezinnen met een kind ouder dan 6 moeilijker doorverwijzen naar gepaste hulp.
  • Er is een tekort aan outreachende en intensieve opvoedingsondersteuning met bijvoorbeeld huisbezoeken en langdurige trajecten.
  • Er is ook een tekort aan cultuursensitieve opvoedingsondersteuning (zie ook signaal 7. Gebrek aan taaltoegankelijke en cultuursensitieve hulpverlening).
  • Tot slot is er een tekort aan opvoedingsondersteuning binnen een dwingend kader. Justitie kan een dwingende maatregel opleggen aan ouders om opvoedingsondersteuning te krijgen. Door het tekort in het algemeen en specifiek binnen een dwingend kader, kunnen ze nergens terecht.

13

Drempels naar thuiszorg

Mensen in een kwetsbare positie botsen op een aantal drempels naar thuiszorg. De grote wachtlijsten zijn een belangrijke drempel. Er zijn wachtlijsten door enerzijds het tekort in de thuiszorg, en anderzijds de grotere vraag (vb. door kortere ligtijden in de ziekenhuizen, vergrijzing, …). Daarnaast ervaren ze ook mentale drempels. Ze kennen de dienstverlening niet en durven geen onbekenden toe te laten in hun woning.

  • De tijdelijke overbruggingshulp vanuit de lokale dienstencentra (LDC) verlaagt deze drempels. Ze vullen de wachttijd naar reguliere thuiszorg op en laten mensen de dienstverlening op een laagdrempelige manier kennen, vanuit hun vertrouwde LDC. De overbruggingshulp verdwijnt helaas in de eerste helft van 2023.
Trekker: Leen Van Zele
Opvolging:

De mutualistische zorgkassen, de ziekenfondsen en hun diensten maatschappelijk werk stuurden begin juli 2023 een open brief naar de ministers van de Vlaamse Regering om te pleiten voor betaalbare zorg voor mensen met een zorg- en ondersteuningsnood.

28

Gezinshereniging zonder omkadering of begeleiding kan leiden tot mensonwaardige situaties

Om een gezinshereniging goed te laten verlopen zijn een aantal randvoorwaarden nodig.

Zo moet de woning groot genoeg zijn om de bijkomende gezinsleden te huisvesten. Dit is dikwijls niet het geval, waardoor gezinnen op straat belanden of met te veel in één woning leven.

  • Vb. Niet begeleide minderjarigen moeten zelf gezinshereniging aanvragen. Op het moment dat ze 18 worden en de opvang moeten verlaten, moeten ze zelf een woning zoeken. Ofwel is dat een studio, maar dat is te klein voor gezinshereniging. Ofwel een grotere woning, maar dat is te duur en heel moeilijk te vinden (zie ook signalen 17. Wooncrisis en 16. Gevolgen van de wooncrisis). Als ze een installatiepremie krijgen voor de studio, kunnen ze die niet meer aanvragen voor de grotere woning na gezinshereniging.

 

Wie het opvanginitiatief moet verlaten, krijgt wel ondersteuning bij de zoektocht naar een woning (Huursalon SOI). Ondanks deze ondersteuning blijft het echter zeer moeilijk om een woning te vinden.

Naast het woonaspect is een goede (psychologische) begeleiding vaak aangewezen bij gezinshereniging. Bijvoorbeeld na een traumatische vluchtroute of bij hereniging met (traditionele) ouders na een lange periode van scheiding. Psychologische begeleiding van (een van) de gezinsleden afzonderlijk kan wel (vb. Mindspring CAW, via het OCMW, CGG Adentro). Psychiatrische hulp is dan weer onmogelijk door het gebrek aan cultuursensitiviteit (zie ook signaal 7. Gebrek aan taaltoegankelijke en cultuursensitieve hulpverlening). Er is bovendien geen mogelijkheid tot intensieve gezinsbegeleiding om gezinnen in dit moeilijke proces te ondersteunen.

Gebrek aan deze randvoorwaarden zorgt voor mensonwaardige situaties.

Trekker: Kristel Danel
Opvolging:

Er werd een nieuw project opgestart: niet begeleid, wel ondersteund. Dit is een samenwerking tussen Stad Gent (asiel en vluchtelingen, Ankerkracht) en CAW Mind-Spring. Er worden specifieke groepen mind-spring georganiseerd voor jongeren die gezinshereniging hebben aangevraagd, alsook voor hun ouders. Transithuis organiseert infosessies over gezinshereniging in verschillende talen. 

29

Onvoldoende procedurele ondersteuning voor verzoekers internationale bescherming en mensen zonder wettig verblijf

Verzoekers internationale bescherming en mensen zonder wettig verblijf botsen op drempels naar (goede) rechtsbijstand.

Verzoekers internationale bescherming hebben recht op een advocaat tijdens hun asielprocedure. Ze zijn erg afhankelijk van rechtsbijstand, want die kan een grote invloed uitoefenen op de procedure en de beslissing of ze al dan niet asiel krijgen. Vaak is de kwaliteit van rechtsbijstand voor deze groep echter onvoldoende. Dat heeft een aantal oorzaken:

  • Er zijn te weinig advocaten die voldoende kennis hebben van het verblijfsrecht.
  • Advocaten zijn duur. De meeste verzoekers internationale bescherming doen beroep op een pro-deo advocaat. Ofwel vraagt men een pro deo -advocaat aan bij het Bureau Juridische Bijstand (BJB), ofwel zoekt men een advocaat uit het reguliere circuit die bereid is om pro deo te werken. Sinds de wijziging van de nomenclatuur voor Pro-Deoadvocaten in 2016[1] is het aantal punten voor asielprocedures verminderd, waardoor advocaten minder gemotiveerd zijn om dit op te nemen. Het aanbod advocaten is dus beperkt.
  • Het probleem rond tolken (zie signaal 76. Recht tolken) stelt zich ook in de rechtsbijstand aan verzoekers internationale bescherming. Er kan een tolk aangevraagd worden via rechtsbijstand, maar dit verloopt niet vlot.
  • In sommige gevallen krijgen verzoekers internationale bescherming pas toegang tot rechtsbijstand als ze via een attest van het OCMW, de RVA en de mutualiteit kunnen bewijzen dat ze geen steun ontvangen. Als deze diensten geen attesten meer wensen af te leveren dan komt de toegang tot de rechtsbijstand in gevaar.
  • Sommige advocaten maken misbruik van de situatie van verzoekers internationale bescherming en verrijken zichzelf door onder tafel geld te ontvangen.

Verzoekers internationale bescherming komen dikwijls terecht bij een advocaat die hen onvoldoende rechtsbijstand kan verlenen en worden daardoor benadeeld in hun procedure verzoek internationale bescherming.

Mensen zonder wettig verblijf kunnen vaak geen rechtsbijstand krijgen doordat ze niet de juiste documenten kunnen voorleggen omwille van hun statuut.

  • Je moet een attest gezinssamenstelling voorleggen om toegang te hebben tot rechtsbijstand. Dat is niet mogelijk voor mensen zonder wettig verblijf omdat ze niet ingeschreven zijn bij een gemeente.
  • Mensen zonder wettig verblijf kunnen enkel beroep doen op gratis tweedelijnsrechtsbijstand bij het verzoek tot internationale bescherming en bij het indienen van een regularisatie aanvraag of het indienen van een beroep tegen een beslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken.

Mensen in de meest kwetsbare positie hebben hierdoor geen toegang tot (kwalitatieve) rechtsbijstand. Daardoor komen veel vragen hierover in de eerstelijn terecht. Maar ook daar is er te weinig basiskennis van het vreemdelingenrecht. Dat zorgt ervoor dat statuten (die bepaalde rechten ont- of afsluiten) vaak door elkaar gehaald worden.

[1] Agentschap integratie en inburgering (2023) Vanaf 1 september 2016: Wijzigingen nomenclatuur voor pro-deo advocaten (https://www.agii.be/thema/vreemdelingenrecht-internationaal-privaatrech…)

Opvolging:

Hier het antwoord/de terugkoppeling van het Bureau voor Juridische Bijstand (= de instantie die zorgt voor bijstand door een pro-Deoadvocaat). 

  1. Klopt het dat slechts in ongeveer 1/3de van het totaal aantal aanvragen bij het BJB er een pro-Deoadvocaat aangesteld wordt? Er zullen hiervoor ongetwijfeld verschillende redenen zijn (te hoog inkomen, onvoldoende bewijsstukken, samenwoonst waardoor gezamenlijk inkomen te hoog is, …). Kunnen we als OCMW en lokaal bestuur helpen om het aantal gegronde aanvragen te verhogen en/of het aantal ongegronde aanvragen te verminderen?

Dit is o.i. niet correct, al hebben wij geen exacte cijfergegevens ter onzer beschikking.

Sinds 01/01/2023 zijn er 6.022 dossiers goedgekeurd, slechts 116 officieel afgewezen en 864 op bijkomende info gezet (dat is zo’n 12,5 %).

Er zullen waarschijnlijk ook aanvragen zijn die mondeling behandeld zullen geweest zijn en voorlopig niet aanvaard wegens onvoldoende of onvolledige stukken. Dit zal evenwel niet tot 1/3 van onze totale dossiers leiden.

Ter info: op heden staan er 31.428 dossiers open.

De dossiers die onvolledig zijn, daarbij blijft het grootste probleem dat de aanvragers niet alle documenten meebrengen naar de BJB zitting en het zich op de moeite steken om terug te komen etc. OCMW’s mogen reeds aanvragen per e-mail indienen.

Wij proberen zo duidelijk mogelijk te communiceren welke stukken iemand in zijn situatie nodig heeft.

Bewijzen dat er geen inkomsten zijn, is administratief altijd het moeilijkste.

  1. We kregen in ons OCMW en in ons departement het signaal dat er onvoldoende juridische bijstand is voor vreemdelingen/verzoekers internationale bescherming/mensen zonder wettig verblijf en dat er verschillende knelpunten zijn:
     
  • Er zouden te weinig advocaten zijn die gespecialiseerd zijn in vreemdelingenrecht/verblijfsrecht?

In Gent zijn er een beperkt aantal advocaten die vreemdelingenrecht doen, maar wij ervaren geen problemen met die groep of een tekort is ons nooit eerder gemeld.

  • De meeste verzoekers internationale bescherming doen beroep op een pro-Deoadvocaat. Klopt het dat de vergoeding voor dergelijke procedures niet hoog genoeg is waardoor er ook minder interesse hiervoor is bij de advocaten?

Dit is niet correct. De vergoeding voor dergelijke procedures is correct. De eventuele verplaatsingen naar andere arrondissementen (bijv. Brussel) kan wel al eens een struikelblok zijn omdat dit veel tijdverlies geeft en dat wordt niet vergoed.

  • Het werken via tolken zou niet evident zijn?

Is vanuit het BJB wel goed geregeld, maar het is vooral voor de tolken een bijkomende administratieve last waardoor zij afhaken, maar hun vergoeding verloopt niet via ons. Wij stempelen alleen maar af.

  • Op het aanvraagformulier ontbreekt de mogelijkheid om aan te kruisen dat men zonder wettig verblijf is. Mensen zonder wettig verblijf kunnen ook bepaalde documenten niet voorleggen (zoals een attest gezinssamenstelling). Ook attesten dat er geen inkomen is, kunnen vaak niet voorgelegd worden. Zijn er hier oplossingen voor? Er zou ook een misverstand bestaan dat een “medische kaart” van het OCMW impliceert dat betrokkene een maandelijks inkomen van het OCMW krijgt terwijl het enkel gaat over dringende medische hulp.

Het aanvraagformulier is op Vlaams niveau opgesteld. Wij kunnen dit als lokaal BJB niet wijzigen. Wel aanvaarden wij gewoon bewijs van DMS/code no show (aanstelling maatschappelijke bijstand) indien geen DMS of bijstand, volstaan de negatieve attesten en het bevel of bewijs ambtshalve schrapping.

  • Gebeurt het dat sommige pro-Deoadvocaten toch kosten en erelonen zouden vragen aan verzoekers internationale bescherming?

Als je als vreemdeling hier bij familie gaat inwonen, kan het zijn dat je niet in aanmerking komt voor de juridische tweedelijnsbijstand (indien men geen vermoeden geniet) en dan kan de advocaat betaling vragen van zijn prestaties. Soms wil men per se ook een bepaalde advocaat maar treedt die niet pro Deo op en dan kan het zijn dat afgesproken wordt dat niet pro Deo zal gewerkt wordt. Men doet dan als het ware afstand van zijn recht op een pro Deo advocaat.

Wij zijn hierover als Gents BJB nooit bevraagd, ook al omdat vreemdelingendossiers in vergelijking met andere BJB’s maar een klein deel van ons totaal aantal dossiers bedraagt (4.901 op 31.428 of zo’n 15,60 %).

30

Onduidelijk en ontoereikend aanbod geestelijke gezondheidszorg®

Psychologische hulpverlening op de privémarkt is te duur, zeker voor mensen in een financieel kwetsbare positie. Er is betaalbaar hulpverleningsaanbod voor deze groep (o.a. psychologische dienst OCMW, relance-psychologen, eerstelijnspsychologen, Mobil teams, mobiele werkers geestelijke gezondheid), maar dat aanbod is ontoereikend en onduidelijk.

Het tekort uit zich op verschillende vlakken:

  • Er is te weinig aanbod (aantal uren) in vergelijking met de vraag (vb. relancepsychologen OCMW). Daardoor zijn er wachttijden en krijgen mensen te laat of geen hulp.
  • Er is te weinig aanbod in gebieden met de meest kwetsbare bewoners (19de -eeuwse gordel, Watersportbaan, Nieuw-Gent).
  • Daarnaast is er ook te weinig aanbod voor specifieke doelgroepen/specifieke klachten: anderstaligen (zie ook signaal 7. Gebrek aan taaltoegankelijke en cultuursensitieve hulpverlening), mensen met een multi problematiek, mensen met een eetstoornis, mensen zonder wettig verblijf, trauma.
  • De mobiele werkers geestelijke gezondheid in Gent merken op dat ca. 1/3de van de mensen met persoonlijkheidsproblemen en psychische problemen, onderliggend een mentale beperking heeft. Hun coping strategie om met die kwetsbaarheid om te gaan is vaak middelenmisbruik. Deze doelgroep heeft eigenlijk aparte zorg nodig, maar die zorg bestaat niet.

 

Het bestaande betaalbare psychologische hulpaanbod is waardevol, maar schiet tekort. Het moet verder uitgebreid (en zeker niet afgebouwd) worden. De meest kwetsbare burgers moeten nog meer bereikt worden.

Er is niet alleen een tekort aan aanbod, het aanbod geestelijke gezondheid is ook versnipperd. Voor doorverwijzers is het onduidelijk welk aanbod er bestaat en voor wie. De samenwerking en doorverwijzing tussen eerste, tweede en derde lijn verloopt bovendien vaak stroef. Doordat hulpverleners zelf de weg niet vinden en niet goed kunnen doorverwijzen, geraken burgers niet tot (de juiste) hulp.

Trekker: Steven Gillis
Opvolging:

Sinds mei 2922 is er via de conventie eerstelijnspsychologische zorg een aanzienlijke uitbreiding van laagdrempelige en betaalbare psychologische aanbod voor Gentenaars. Via deze conventie wordt zowel een individueel als een groepsaanbod gerealiseerd, naar alle leeftijdsgroepen en zowel voor mensen met milde tot matige klachten (via eerstelijnspsychologen) als voor mensen met complexere problemen die nood hebben aan een langer begeleidingstraject (via gespecialiseerde zorg). Dit aanbod is toegankelijk voor de brede bevolking maar met een specifieke aandacht voor mensen met een verhoogde kwetsbaarheid. De zorg is betaalbaar  (11 euro voor een individuele sessie, 4 euro voor mensen met statuut verhoogde tegemoetkoming, 2,5 euro voor een groepssessie) en wordt deels vindplaatsgericht georganiseerd, dit om drempels te verlagen voor doelgroepen die anders moeilijker de weg naar psychologische zorg vinden.  Alle Gentse wijkgezondheidscentra boden zichzelf aan als vindplaats en werken samen met geconventioneerde psychologen. De psychologen kunnen een beroep doen op online tolken. 

Concreet worden in Gent wekelijks 1092 sessies aangeboden waarvan 357 sessies voor kinderen en jongeren, 735 sessies voor volwassenen. Er wordt samengewerkt met meer dan 30 vindplaatsen, waaronder alle wijkgezondheidscentra. Binnen de wijkgezondheidscentra worden momenteel meer dan 150 sessies per week aangeboden. 

Het overzicht van het aanbod in de conventie kan gevonden worden op Conventie | Psychologische Functies In De Eerste Lijn Oost-vlaanderen | Flanders (psy-ovl.be)

Op vlak van territoriale spreiding van dit aanbod is nog wel wat werk aan de winkel, we stellen vast dat in een aantal wijken zoals Nieuw Gent, Bloemekswijk en de Muide het aanbod nog moet uitgebreid worden en dit zal vooral via vindplaatsgericht werken moeten gerealiseerd worden. Er is een zeer goede samenwerking tussen de coördinatie van de conventie, de betrokken stadsdiensten en ELZ Gent in kader van afstemming rond het aanbod, bekendmaking en het verlagen van drempels voor de meest kwetsbare doelgroep.

Wat de leesbaarheid van het aanbod geestelijke gezondheid in onze regio betreft : het klopt dat door de veelheid en diversiteit van het aanbod het moeilijk is zowel voor cliënten als voor doorverwijzers om de gepast zorg te vinden. De website van Stad Gent https://stad.gent/nl/samenleven-welzijn-gezondheid/gezondheid/mentaal-welzijn/voel-je-je-niet-goed-je-vel-praat-erover en de sociale kaart https://socialekaartvangent.be/sectoren/geestelijke-gezondheid-0 zijn momenteel het kompas  om de weg te vinden in het aanbod. In de sociale kaart zit ook een tool die je via een stroomdiagram tot het gepaste aanbod leidt. Voor professionals en doorverwijzers biedt het netwerkpunt van het PAKT een telefonische hulplijn in de zoektocht naar de juiste zorg. In een aantal wijken zijn mobiele werkers geestelijke gezondheid (PAKT) of wijknetwerkers geestelijke gezondheid (ELZ Gent) actief die aanspreekbaar zijn en een goed overzicht hebben van het aanbod en dus mensen kunnen gidsen naar gepaste zorg.

Sinds een paar maanden is ook een provinciale werkgroep kruispunten opgestart. Het concept kruispunten bestaat reeds in andere regio’s en zijn fysieke plaatsen waar laagdrempelig onthaal georganiseerd wordt voor burgers, waar vraagverheldering georganiseerd wordt en mensen gegidst worden naar het passende aanbod in geestelijke gezondheidszorg. De ambitie is om ook in Gent kruispunten te organiseren, die het aanbod van geestelijke gezondheidszorg beter moeten ontsluiten.

 

32

Nood aan uitbreiding aanbod psychosociale ondersteuning voor mensen met een alcoholverslaving

Alcohol is een sociaal aanvaarde drug, maar het blijft een drug. Het zorgt voor heel wat maatschappelijke en persoonlijke problemen. Een groot aantal mensen worstelt met een alcoholproblematiek. De alcoholproblematiek is vaak een symptoom van andere kwetsbaarheden. Bijvoorbeeld mensen met een dubbeldiagnose die niet aan hulp geraken (zie ook signaal 30. Onduidelijk en ontoereikend aanbod geestelijke gezondheid). Er is het aanbod Sabayon van CGG Adentro, maar het totale aanbod rond alcoholverslaving is ontoereikend in verhouding tot de nood aan hulp.

43

Toegang tot nachtopvang®

De nachtopvang is onvoldoende toegankelijk voor mensen die er nood aan hebben. Er zijn verschillende drempels die de toegang bemoeilijken:

  • Telefonisch aanmelden bij de nachtopvang is verplicht. Voor veel mensen in een kwetsbare situatie is dat niet evident: je moet een telefoon hebben mét belwaarde of terechtkunnen bij een organisatie waar je de telefoon mag gebruiken. De nachtopvang is bovendien telefonisch moeilijk bereikbaar, waardoor sommige mensen niet binnen geraken. De lijn is heel vaak bezet en je moet binnen bepaalde uren bellen. Daarnaast geven de telefonisten soms verkeerde info mee. Tijdens de kantooruren komt de lijn toe bij Gent-info, enkel na de kantooruren kom je telefonisch terecht bij de nachtopvang zelf.
  • Het toegangscriterium ‘binding met Gent’ sluit veel mensen uit en is onduidelijk. Mensen die in principe bij een ander openbaar bestuur terecht zouden kunnen in de nachtopvang, kunnen maximum één nacht terecht in Gent. Daarna worden ze geweigerd. Vaak geraken zij na weigering niet op een andere plek om te overnachten en belanden op straat. Een bijkomend probleem is dat de binding met Gent gecontroleerd moet worden bij de maatschappelijk werker. Als de maatschappelijk werker niet bereikbaar is, kunnen mensen niet in de nachtopvang terecht.    

Zonder hulp van een dienst is het in de praktijk quasi onmogelijk om binnen te geraken in de nachtopvang. Mensen geven het vaak op en doen geen tweede poging.

Mensen voelen zich bovendien onveilig in de nachtopvang. Bijvoorbeeld doordat er veel mensen kampen met een verslavings- en/of psychische problematiek, omdat er gestolen wordt, omdat je niet alleen in een kamer kan slapen, vrouwen voelen zich onveilig door seksueel overschrijdend gedrag van mannen, ...

44

Nood aan bemande rustplekken®

Mensen in een kwetsbare positie hebben nood aan (warme) plekken om de dag door te brengen en tot rust te komen. Tijdens de koude wintermaanden en in het weekend is de nood extra hoog. De energiecrisis (zie ook signaal 16. Energie is onbetaalbaar) en het wegvallen van de winteropvang (geen uitbreiding van uren nachtopvang in de winterperiode) versterken dit nog. Tijdens de wintermaanden is er in het kader van het winterplan overdag altijd een inloopcentrum van CAW Oost-Vlaanderen open. Maar de nood blijft hoger dan het aanbod.

De warme winterplekken spelen hier op in, maar lossen de nood niet volledig in. In het weekend en in de zomer bijvoorbeeld is er te weinig aanbod. Naast voldoende rustplekken, is er ook nood aan voldoende personeel en de juiste ondersteuning voor dat personeel:

  • Op plekken waar al gedurende lange tijd een vaste groep bijeen komt (vb. een buurtcentrum), is begeleiding nodig om nieuwe mensen te ondersteunen bij integratie in de groep.
  • Er is voldoende begeleiding nodig om om te gaan met specifieke kwetsbare profielen (vb. mensen met een verslavingsproblematiek, psychische kwetsbaarheid, agressieproblemen) die nu extra beroep doen op de warme plekken. Er is ook nood aan ondersteuning van de medewerkers om met deze profielen om te gaan.

45

Ontoegankelijke zorg voor daklozen®

Veel vormen van gezondheidszorg zijn ontoegankelijk voor mensen in dakloosheid:

  • Zieke of herstellende daklozen kunnen na ontslag uit het ziekenhuis vaak nergens terecht voor nazorg en/of revalidatie. Het project Vesalius bood hier een antwoord op maar was tijdelijk.

    • Na goedkeuring door de raad voor maatschappelijk welzijn start in Gent een project 'medisch herstelverblijf' van Wijde Zorg vzw in samenwerking met OCMW Gent en het RIZIV. Het gaat om 5 herstelbedden voor dakloze volwassenen met een medische zorgnood (band met Gent). Dit is alvast positief nieuws.
  • Een aantal oudere daklozen kan in De Baai terecht, voor andere oudere daklozen is er geen zorgaanbod. Het is voor hen vaak onmogelijk om na de nachtopvang ’s morgens terug de straat op te gaan.
  • De kosten voor palliatieve zorg worden niet gedekt door de medische kaart.

Het RIZIV kan sinds kort tussenkomen in de paramedische zorg voor dak- en thuislozen. Zonder woning of alternatieve plaats om de zorg toe te dienen, kunnen dak- en thuislozen hier echter moeilijk/geen gebruik van maken.

52

(Financiële) ontoegankelijkheid van ziekenhuizen®

Ziekenhuizen zijn onvoldoende toegankelijk, in het bijzonder voor mensen in een kwetsbare positie. Dat uit zich op verschillende vlakken.

  • Steeds meer specialisten zijn niet of slechts gedeeltelijk geconventioneerd. Hierdoor wordt toegankelijke/betaalbare gespecialiseerde gezondheidszorg steeds schaarser. De ziekenhuizen uit het Gentse ziekenhuisnetwerk doen inspanningen om toch betaalbare zorg te bieden aan mensen in een financieel kwetsbare positie.
    Bijvoorbeeld in AZ Sint Lucas werkt men aan het conventietarief voor mensen die recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming.
    De verplichte conventionering in meerpersoonskamers die er op federaal niveau aankomt, kan ook bijdragen aan de oplossing van dit probleem. Maar voor een ambulante consultatie blijft er veel onduidelijkheid voor patiënten. Ze weten niet altijd of een arts wel/niet geconventioneerd is.
  • Wanneer een arts gedeeltelijk geconventioneerd is (op sommige momenten wel, op andere momenten niet) is het voor de patiënt  onduidelijk welk tarief hij/zij zal betalen. Dit zorgt voor onverwacht hoge facturen.
  • Bovendien kan je vaak sneller bij een specialist terecht aan het niet geconventioneerde tarief dan aan het conventietarief. Dit werkt gezondheidszorg op twee sporen in de hand. De kapitaalkrachtige burger maakt een afspraak bij de specialist in zijn/haar privé praktijk aan gedeconventioneerde tarieven en de mensen met minder financiële mogelijkheden krijgen te kampen met lange wachtlijsten voor hun afspraak in het ziekenhuis aan het conventietarief.
  • Als je openstaande schulden hebt in een ziekenhuis, kan je er niet meer terecht voor zorg. Tenzij je in hoge nood verkeert of als een dokter expliciet toestemming geeft.
  • In sommige ziekenhuizen is het niet duidelijk waar je terecht kan voor informatie over de kosten en administratie gekoppeld aan je ziekenhuisbezoek. Zoals bijvoorbeeld vragen rond terugbetaling, via welk kanaal je de factuur ontvangt, …. Door het tekort aan informatie zijn mensen soms niet voorbereid op de kosten.
  • De facturatie van ziekenhuizen naar patiënten is onduidelijk. Ziekenhuizen kunnen tot 2 jaar na datum factureren. Bovendien krijg je vaak meerdere facturen voor verschillende prestaties tijdens één bezoek. Op de factuur staan vaak enkel de nomenclatuurnummers van de verstrekking, waardoor de meeste mensen niet weten over welke prestatie het gaat. Door de onduidelijkheid denken mensen regelmatig dat ze de factuur voor hun ziekenhuisbezoek al betaalden, terwijl er eigenlijk meerdere facturen zijn.
Trekker: Leen Van Zele

63

Nood aan meer ondersteuning op school van leerlingen in een kwetsbare situatie met specifieke zorgbehoeften®

Er is meer begeleiding nodig op scholen om kinderen en gezinnen in een kwetsbare situatie te ondersteunen. Op school komen veel kwetsbaarheden naar boven, maar zijn er te weinig middelen en mensen om daar een antwoord op te bieden. Daardoor worden sociale ongelijkheden bestendigd.

Voorbeelden:

  • Steeds meer kinderen en jongeren met specifieke zorgbehoeften komen in het reguliere onderwijs terecht. Dit verhoogt de druk op scholen en schoolteams nog meer.
  • Vooral kinderen in een zeer kwetsbare situatie en met zwaardere zorgbehoeften komen terecht in het buitengewoon onderwijs. Daardoor vergroot de druk op het buitengewoon onderwijs.
  • Er is een grote druk op de onthaalklassen voor anderstalige nieuwkomers in het lager en secundair onderwijs door de grote instroom van leerlingen.
  • Jeugdwelzijnsorganisaties organiseren noodgedwongen studieondersteuning vanuit een grote vraag van ouders en kinderen.
Opvolging:

Onderwijscentrum Gent - onderwijs en e-inculise:

  • Digikriebels (in basisscholen met een brugfiguur): een reeks van vier lessen voor ouders en grootouders. De lessen vinden plaats op school en worden door een leerkracht van Ligo gegeven. De (groot)ouders van kleuters maken kennis met de schoolwebsite en de website van Digikriebels waarop educatieve spelletjes geordend staan per leerthema en per toestel (computer, Android- en IOS-tablet en smartphone). De (groot)ouders uit de lagere school maken kennis met de communicatietools van de school, welke verwachtingen er zijn op vlak van digitaal huiswerk en welke visie er heerst rond ICT-gebruik. Tijdens beide reeksen wordt er ook tijd genomen om in gesprek te gaan rond mediaopvoeding.
  • Digihulp aan huis (in secundaire scholen met brugfiguur): een digihelper gaat op huisbezoek bij gezinnen om hen te ondersteunen bij de digitale communicatie van de school. Het bezoek wordt steeds ingepland in functie van een specifieke, digitale communicatienood, bv. een digitaal oudercontact, opstarten met Smartschool,…
  • Signaalbrief naar minister Ben Weyts (signaal geven rond de noodzaak de Digisprong recurrenter te maken, zodat het geen eenmalige sprong in het ijle is)
  • Lerend netwerk ‘krachtig digitaal communiceren’ (basisonderwijs, secundair onderwijs en brugfiguren)
    • Creëren van een groter bewustzijn rond digitale inclusie.
    • Dieper ingaan op inclusieve communicatie.
    • Uitwisselen van ervaringen, tools en kennis over het belang van digitale toegankelijkheid.
    • Brengen de noden en kansen van de school en de ouders in kaart.
    • Gaan op zoek naar hoe iedereen mee aan boord te krijgen.
  • Losse vormingen rond digitale inclusie op vraag van pedagogische begeleiders

 

LOP basisonderwijs:

Zowel in het gewoon als het buitengewoon basisonderwijs wordt de druk op de capaciteit regelmatig gemonitord en werden al regelmatig capaciteitsverhogingen doorgevoerd. Signalen werden bezorgd aan schoolbesturen en minister van onderwijs. De minister besliste de laatste 2 jaren over nieuw aanbod van financieringsmogelijkheden waarop scholen konden intekenen onder bepaalde voorwaarden van capaciteitsverhoging.

Dit onderwerp komt regelmatig aan bod in het dagelijks bestuur van LOP Gent basisonderwijs.

De minister van onderwijs heeft onderzoek besteld rond de capaciteitsdruk in het buitengewoon onderwijs. Zie https://www.onderwijs.vlaanderen.be/nl/onderzoek/vlaams-en-internationaal-onderwijsonderzoek/onderwijskundig-beleids-en-praktijkgericht-wetenschappelijk-onderzoek-obpwo

De minister van Onderwijs besliste op 4 december 2023 om 2 projecten te betoelagen in het kader van het onderwijskundig beleid- en praktijkgericht onderzoek (OBPWO) voor 2023, ronde 2.

1.    “Analyse van mechanismen voor de toeleiding naar type 9 en de realisatie van kwaliteitsvol onderwijs op maat van leerlingen met oriëntering naar type 9

Promotor-coördinator: Sara Nijs (Katholieke Universiteit Leuven)

Promotoren: Elke Struyf (Universiteit Antwerpen) Ilse Noens (Katholieke Universiteit Leuven), Koen Aesaert (Katholieke Universiteit Leuven) en Hannah Boonen (UC Leuven vzw)

2.    “Analyse van mechanismen voor de toeleiding naar type 2 en de realisatie van kwaliteitsvol onderwijs op maat van leerlingen met oriëntering naar type 2

Promotor-coördinator: Sara Nijs (Katholieke Universiteit Leuven)

Promotoren: Elke Struyf (Universiteit Antwerpen), Bea Maes (Katholieke Universiteit Leuven) en Koen Aesaert (Katholieke Universiteit Leuven)

Meer informatie over de startdatum, inhoud en opzet volgt. 

 

ELP: eerstelijnspsychologen op school. Kader wordt momenteel uitgewerkt (koepels + RIZIV). Lokale vertaling en afsprakenkader worden momenteel opgesteld in overleg met de regiocoördinatoren (RADAR).

Sterk uitgebouwd overleg met de onderwijspartners in “trilateraal overleg” (= SOG Stedelijk Onderwijs Gent, inclusief PBD, samen met LSC Pilar of Leersteuncentrum Pilar en CLB): doel is om de ‘basiszorg’ in het onderwijs verder vorm te geven en te professionaliseren. Dit overleg wordt voorafgegaan en gevolgd door de werking van de ‘Cel Zorg’ (uitvoerend kader). We verwijzen hier ook naar het nieuwe Leersteundecreet met als doel de basiszorg in scholen te versterken. Hiervoor worden ook expliciet middelen voorzien in dit decreet (“uitbreiding van zorg”)

OKAN (onthaalklas): gedeelde bezorgdheden met het onderwijs:

  • 1 jaar OKAN is vaak te kort voor meerdere jongeren. De eis tot een mogelijk tweede jaar wordt onderschreven.
  • Wat ondersteuning door jeugdwelzijnsorganisaties betreft: we onderschrijven de hoge nood aan extra trajecten in het onderwijs, maar willen wel blijven waken over onze positie (draaischijffunctie) en rol (indicering, toewijzing trajecten en dus ook partners in scholen