2024 signalen

1

Tekort aan laagdrempelige ontmoetingsplekken voor jongeren en jongvolwassenen

De behoefte aan een overdekte ontmoetingsplek leeft in veel wijken. Jongeren en jongvolwassenen vinden niet altijd een plek waar ze elkaar kunnen ontmoeten en bijvoorbeeld goedkoop een koffie kunnen drinken (zeker wanneer het buiten koud is). Hoewel er verschillende ontmoetingsplekken in Gent zijn, hebben deze vaak een vast publiek; waardoor andere doelgroepen zoals onder meer mensen met een migratieachtergrond, een handicap, maar evenzeer LGBTQ, ... zich niet direct welkom voelen of geneigd zijn deze plekken te gebruiken. Er is een gebrek aan brugfiguren die drempels kunnen verlagen. Het is belangrijk dat jongeren een eigen geschikte plek (overdekt en geluiddempend) kunnen creëren in de openbare ruimte. Daarnaast is het cruciaal dat deze plekken goed vindbaar zijn en dat er inspanningen worden geleverd om de drempels te verlagen. Ook het hebben van buitenruimtes is belangrijk, omdat veel jongeren in de stad geen tuin hebben om in te hangen. Daarnaast is er veel stigmatisering van de buurtbewoners naar hangjongeren.

Het project “Samen op Straat” kan als een goed voorbeeld dienen van hoe dergelijke initiatieven succesvol kunnen worden geïmplementeerd. Daarnaast werd in Ledeberg werd de ruimte naast de buurtsporthal ingericht als Urban Sportruimte. Op het Centrumplein was er een plan om Calisthenics te voorzien, maar de budgetten hiervoor zijn geschrapt. Het voorzien van Calisthenics naast de buurtsporthal, onder de fly-over, komt tegemoet aan beide vragen en beloftes die eerder aan de jongeren zijn gedaan.

2

Er is onvoldoende vrijetijdsaanbod op maat van thuiswonende mensen met dementie

Ongeveer 70 procent van de mensen met dementie woont thuis. Voor hen is het essentieel dat zij actief blijven deelnemen aan de maatschappij. Velen geven aan dat na de diagnose de focus voornamelijk ligt op wat ze verliezen en niet meer kunnen. Zij ervaren vaak diverse drempels bij het bestaande vrijetijdsaanbod, zoals sport, cultuur en verenigingsleven.
Niet alleen is het aanbod beperkt, maar het is vaak ook onvoldoende afgestemd op hun noden. Dit komt doordat organisaties vaak te weinig kennis hebben over hoe ze aanpassingen kunnen doen, zodat mensen met dementie kunnen blijven deelnemen aan activiteiten die ze graag doen. Bovendien vormt vervoer naar vrijetijdsactiviteiten een grote uitdaging wanneer zij niet meer zelfstandig kunnen reizen of geen mantelzorger hebben die hen kan begeleiden.

3

Kwetsbare doelgroepen ervaren meer sociale eenzaamheid

Mensen uit kwetsbare groepen ervaren vaak meer sociale eenzaamheid, veroorzaakt door diverse factoren.

  • Voor nieuwkomers met een kwetsbaar profiel; zoals nieuwkomers die alleen aangekomen zijn, ouderen, laaggeletterden, mensen met fysieke of mentale gezondheidsproblemen en LGBTQ met een culturele achtergrond waar dit niet aanvaard wordt, is het moeilijk om hun plek te vinden in Gent. Ze beschikken vaak over een beperkt sociaal netwerk, leven in precaire woon- en werkomstandigheden, en hebben minder toegang tot zorg en andere vormen van ondersteuning.
  • Daarnaast leiden vele verhuisbewegingen in wijken, met een continue uitstroom en instroom van bewoners, ertoe dat mensen elkaar minder goed leren kennen.
  • Ook problemen zoals burenruzies, geluidsoverlast en zwerfvuil in appartementsblokken vergroten het gevoel van onveiligheid, waardoor mensen zich eerder terugtrekken dan dat ze sociale contacten aangaan.

Dit gevoel van sociale eenzaamheid heeft een negatieve impact op de gezondheid van deze groepen.

4

Onveiligheidsgevoel bij LGBTQ personen

Mensen die tot de LGBTQ gemeenschap behoren, ervaren vaak eenzaamheid en angst voor homofoob gedrag, zowel in de dagdagelijkse contacten als via sociale media. Dit geldt in het bijzonder voor mensen met een migratie-achtergrond, die ook binnen hun eigen gemeenschap met homofobie te maken kunnen krijgen. Door een groot gevoel van onveiligheid verhuizen zij soms naar plaatsen waar zij binnen hun gemeenschap niet bekend zijn. Daarbij lopen ze de kans om in die nieuwe omgeving geconfronteerd te worden met én homofoob én racistisch gedrag. Dit fenomeen is herkenbaar in verschillende religieuze gemeenschappen en heeft invloed op het mentaal welzijn van de betrokkenen. De voorbije decennia verhoogde de maatschappelijke aanvaarding van LGBTQ personen en werden rechten en gelijke kansen versterkt. Toch lijkt het mentaal welbevinden van de doelgroep niet te stijgen. LGBTQ personen hebben nog altijd een sterk verhoogd risico op een lager mentaal welbevinden dan de algemene bevolking. Dit zie je weerspiegelt in de zelfmoordcijfers onder holebi’s en transgender personen:

  • Holebi’s zelfmoordpogingen: 17%-22%
  • Holebi’s zelfmoordgedachten: 33%-65%
  • Transgender personen zelfmoordpogingen: 22%-38%
  • Transgender personen zelfmoordgedachten: 62%-80%

(Bron: Seynaeve, H., Missiaen, J., Portzky, G., Dumon, E., Motmans, J. (2016). Onderzoek naar het psychisch welzijn van Vlaamse holebi's en/of transgenderpersonen. UGent.)

Er is vaak een wisselwerking tussen mentale en fysieke gezondheid. Een lagere mentale gezondheid kan soms leiden tot risicogedrag met gevolgen voor de fysieke gezondheid en een slechtere fysieke gezondheid kan leiden tot een lager mentaal welbevinden. Het welzijn van LGBTI+ personen versterken, blijft daarom een belangrijke uitdaging. (Bron: www.cavaria.be)

5

Impact van discriminatie en racisme valt niet te onderschatten

De Gentse samenleving is helaas nog steeds geen plek waar iedereen zich thuis kan voelen of zichzelf kan zijn. Verschillende mensen of doelgroepen krijgen regelmatig de expliciete of impliciete boodschap dat ze niet welkom zijn en ervaren racisme en discriminatie. Het gepolariseerde discours in het publieke debat en op sociale media versterkt dit gevoel.

Discriminatie en racisme worden op verschillende domeinen ervaren en soms structureel vastgesteld. Enkele voorbeelden:

  • Praktijktesten op de arbeidsmarkt, uitgevoerd in opdracht van Stad Gent, tonen aan dat er discriminatie is op basis van migratieachtergrond, leeftijd en het al dan niet hebben van een beperking. Deze doelgroepen hebben minder kans om uitgenodigd te worden voor een sollicitatiegesprek.
  • Praktijktesten op de woningmarkt, eveneens uitgevoerd in opdracht van Stad Gent, stellen discriminatie vast ten opzichte van mensen met een migratieachtergrond. Hulp- en zorgverleners merken dit ook in de praktijk. Personen met een migratieachtergrond moeten zeer veel inspanningen doen om een woning te vinden. Mails en telefoonberichten blijven vaak onbeantwoord, waardoor deze mensen geen woning vinden of genoegen moeten nemen met een woning van slechte kwaliteit. Uit die praktijktesten blijkt dat rolstoelgebonden personen (met een beperking) de kleinste kans hebben op het krijgen van een uitnodiging.
  • Onderzoek naar het Vlaamse onderwijs toont aan dat kwetsbare doelgroepen, zoals leerlingen met een migratieachtergrond en leerlingen met een lagere sociaaleconomische status, lager worden ingeschat en minder vaak naar theoretische richtingen worden georiënteerd. Dit komt door een aantal (onbewuste) vooroordelen die bij leerkrachten leven over deze doelgroepen.
     

Op dagelijkse basis manifesteren discriminatie en racisme zich vaak in micro-agressies. Bijvoorbeeld:

  • Mensen met een recente migratieachtergrond worden onvriendelijk behandeld of genegeerd omdat ze zogezegd onvoldoende Nederlands spreken.
  • Mensen ervaren soms dat het gevoelig ligt als ze een hoofddoek dragen.
  • Jongeren met een migratieachtergrond die ergens rondhangen, worden nog te vaak geassocieerd met 'drugsdealers'.

Het memorandum van AD REM biedt meer informatie over dit onderwerp. Mensen die racisme en discriminatie ervaren, geven vaak aan geen melding te maken omdat ze weinig vertrouwen hebben dat er echt gevolg aan wordt gegeven.

Onderzoek toont aan dat de impact van discriminatie en racisme niet te onderschatten valt. De confrontatie met discriminatie en racisme is één van de grootste stressoren voor jonge vluchtelingen, die zij lang blijven meedragen. Steeds meer studies wijzen ook op de correlatie tussen de ervaring van racisme en discriminatie enerzijds en de impact op iemands fysieke gezondheid anderzijds, zoals blijkt uit het onderzoek van onder meer Ama Kissi.

6

Ongepast narratief over mensen in een kwetsbare situatie werkt stigmatisering in de hand.

In de samenleving en het publieke debat heerst regelmatig een hard discours over mensen in een kwetsbare positie, met een sterke neiging tot culpabilisering. Mensen in kwetsbare situaties worden vaak zelf verantwoordelijk gehouden voor de omstandigheden waarin ze zich bevinden. Dit heeft een directe impact op hoe deze mensen zich voelen in de samenleving en draagt bij aan hun isolement. Het versterkt polarisatie en een wij-zij-denken, wat groepen tegen elkaar opzet. Bovendien heeft dit ook gevolgen voor degenen die deze mensen ondersteunen, zoals vrijwilligers en zorgverleners, die zich hierdoor minder gesteund voelen in hun werk.

Enkele voorbeelden:

  • In het publieke debat over de kwaliteit van het Vlaamse onderwijs worden ouders van kinderen die thuis een andere taal dan het Nederlands spreken vaak beschuldigd. Hun ‘keuze’ om geen Nederlands te spreken wordt gezien als schadelijk voor de slaagkansen van hun kinderen, wat in strijd is met onderzoek naar taal en meertaligheid in een onderwijscontext.
  • Polarisatie sijpelt ook door in het onderwijs, waar scholen te maken hebben met agressie en onverdraagzaamheid tussen leerlingen. Bijvoorbeeld, sommige leerlingen weigeren elkaar met het juiste voornaamwoord aan te spreken, willen niet naast elkaar zitten of raken in conflict over religieuze thema's.
  • Het Vlaamse beleid en de media stigmatiseren sociale huurders door de nadruk te leggen op fraude, terwijl fraudeurs slechts een kleine minderheid vormen. Dit schaadt de sociale cohesie in wijken met sociale woningen en wakkert verzet aan tegen nieuwe projecten.
  • Binnen Gent is er een grote Bulgaarse gemeenschap, maar er worden regelmatig discriminerende en uitsluitende opmerkingen over hen gehoord.

Dit soort discours bedreigt de sociale samenhang en versterkt negatieve beeldvorming over kwetsbare groepen.

7

Nieuwkomers met een kwetsbaar profiel vinden moeilijk hun weg in Gent

Veel nieuwkomers in Gent komen met een complexe vorm van kwetsbaarheid aan, en vinden hierdoor moeilijk hun weg in Gent. Bij een grote groep intra-Europese nieuwkomers merken eerstelijnsmedewerkers dat een beperkt netwerk, gezondheidsproblemen, laaggeletterdheid en een gebrek aan contacttaal hen extra kwetsbaar maken op verschillende levensdomeinen. Vooral ouderen, EU-burgers uit landen die na 2004 lid van EU geworden zijn, of Europese burgers uit niet EU landen hebben een grotere kans op kwetsbaarheid. Veel van hen dragen een zware last mee uit hun land van herkomst, inclusief ernstige gezondheidsproblemen. Ze leven vaak ongezond, hebben weinig of geen netwerk en daardoor verslechtert hun situatie verder. Ze bevinden zich in precaire woon- en werkomstandigheden en hebben een grotere afstand tot zorg en andere vormen van ondersteuning.

Dit probleem is vooral zichtbaar bij oudere (intra-Europese) migranten.

Velen belanden in precaire leef- en werkomstandigheden, zoals schijnzelfstandigheid in malafide bedrijven, uitbuiting door werkgevers (gedwongen zwartwerk of werken met nepstatuten) en/of afhankelijkheid van huisjesmelkers. Ze kunnen niet terugvallen op een netwerk dat bekend is met de Belgische samenleving en kennen het sociale systeem onvoldoende, waardoor ze moeilijk de juiste hulp en ondersteuning vinden. Hulpverlening bereikt deze doelgroep lastig, onder andere door EU-wetgeving die de toegang tot het OCMW beperkt.

8

Private huurmarkt ontoegankelijk voor kwetsbare Gentenaars door ingewikkelde procedures en voorwaarden

Voor mensen in een kwetsbare positie is het vrijwel onmogelijk om een woning te huren op de private huurmarkt. De belangrijkste drempel voor een toegankelijke private huurmarkt is en blijft het onvoldoende aanbod aan betaalbare woningen in Gent, en een onevenwicht tussen vraag en aanbod, waardoor verhuurders in staat zijn om extra voorwaarden op te leggen. Voor kansarme Gentenaars vormen de complexe procedures en strenge voorwaarden nog een bijkomende drempel.

  • Veel immokantoren vereisen dat je eerst een huurprofiel aanmaakt waarin je jezelf voorstelt en je inkomensgegevens doorgeeft. Hierdoor worden mensen in armoede vaak al uitgesloten nog voordat ze een kans krijgen op een bezichtiging. Veel van hen, en hun begeleiders, geven het daarom op om via deze kantoren een woning te zoeken. Als je al een afspraak kunt maken via een immokantoor en interesse hebt in de woning, moet je een kandidatuur indienen. Dit moet vaak online of via e-mail, wat voor sommige gezinnen al een uitdaging vormt. Ook hierbij moet je opnieuw financiële gegevens invullen. In veel gevallen hoor je vervolgens niets meer, en in uitzonderlijke gevallen ontvang je een korte melding dat de woning al verhuurd is.
  • Particuliere verhuurders vragen vaak als eerste of je alleenstaand bent, gevolgd door de vraag of je werkt. Als je aangeeft werkzoekend te zijn of een leefloon te ontvangen, is er vaak ineens sprake van een "optie" op de woning, waardoor je de woning niet kunt bezichtigen.

Deze obstakels maken het voor kansarme mensen buitengewoon moeilijk om toegang te krijgen tot de private huurmarkt.

9

We rijden met een rotvaart naar een gezondheidszorg met 2 snelheden

De signalen dat de toegang tot zorg steeds moeilijker wordt, blijven toenemen. Onderzoek en ervaring van het gezondheids- en welzijnsveld in Gent leren ons dat mensen in een kwetsbare positie gezondheidszorg vaak uitstellen om financiële reden en/of gebrek aan informatie over de toegankelijkheid van de zorg. Ondanks de grote inspanningen van de GBO (Geïntegreerd Breed Onthaal) actoren, zijn er nog heel wat mensen die niet weten dat ze recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming.  In het algemeen heerst er veel onduidelijkheid rond de tussenkomst van de mutualiteit, de maximumfactuur, geconventioneerde hulpverleners, supplementen, … Mensen vermijden (psychische) zorg regelmatig door problemen of onduidelijkheden over de kostprijs of het boeken van een afspraak bij een geconventioneerde arts. Hierdoor stellen mensen soms noodzakelijke zorg uit of moeten ze een afspraak maken met een niet-geconventioneerde arts en supplementen betalen die ze zich niet kunnen veroorloven. Jongeren geven aan dat ze geen stappen voor een opname durven zetten omdat ze bang zijn dat ze het niet zullen kunnen betalen. Ook ziekenhuizen zijn niet transparant over de te verwachten eindfactuur. 

Bijvoorbeeld: Een jonge vrouw met ernstige maagklachten kreeg van haar huisarts het dringende advies om een gastroscopie te ondergaan. Toen ze begin april contact opnam met een geconventioneerde arts, bleek de eerstvolgende beschikbare afspraak pas in augustus 2024 te zijn. Noodgedwongen maakte ze een afspraak bij een niet-geconventioneerde arts, waar ze de week erop al terecht kon.  
 
Het aantal zorgverleners dat niet langer geconventioneerd is stijgt; vooral onder specialisten, kinesisten, vroedvrouwen, enz. Cijfers uit de omgevingsanalyse gezondheid van de stad Gent bevestigen dit probleem. 
 
In de eerstelijnszorg doen de problemen zich voornamelijk voor bij tandartsen en kinesisten. Van de algemene tandartsen in het arrondissement Gent werkt 56% niet en 16% slechts gedeeltelijk aan het conventietarief. Slechts 28% volgt het conventietarief. Ook bij kinesisten is de deconventionering opmerkelijk: in 2023 werkt 55% niet meer aan het conventietarief, tegenover 28% in 2021. 
Deze schaarste leidt tot beperkte toegang tot zorg en hogere kosten voor patiënten.

De moeilijke toegang eist zijn tol, zoals blijkt uit een praktijkvoorbeeld: een tiener verliest haar bril, essentieel om lessen te volgen. Het gezin geniet van een leefloon en vraagt tussenkomst bij het OCMW voor de aankoop van een nieuwe bril. Hiervoor moet eerst een afspraak bij een geconventioneerde arts gemaakt worden, maar de tiener moet vier maanden wachten op een afspraak. 
 
Ook tandzorg wordt steeds minder toegankelijk. Mensen zonder vaste tandarts hebben moeite om een afspraak te maken, en wachttijden kunnen oplopen tot maanden. Financiële drempels zijn een belangrijke factor; veel mensen met acute klachten wijken daarom uit naar de spoeddienst. In 2022 ging 56,5% van de Gentenaars jaarlijks naar de tandarts. Mensen zonder verhoogde tegemoetkoming gaan vaker naar de tandarts (60,4%) dan mensen met een verhoogde tegemoetkoming (43%) (IMA-atlas 2022). In 2022 ging een groot deel van de Gentenaars (24,5%) helemaal niet naar de tandarts, vooral zij met verhoogde tegemoetkoming (34,5%) (IMA-atlas 2022). Sommige tandartsen weigeren zelfs consultaties voor mensen met een verhoogde tegemoetkoming. 56% van de algemene tandartsen in het arrondissement Gent werkt niet en slechts 16% gedeeltelijk aan het conventietarief. 
 
Daarnaast zien we dat snelle toegang tot zorg mogelijk is, mits het betalen van een supplement. Voor een snelle afspraak bij radiologie buiten de kantooruren moet vaak een extra bedrag worden betaald. Mensen die dit niet kunnen, moeten vaak maanden wachten. Hoewel er uitzonderingen zijn voor mensen met een verhoogde tegemoetkoming, blijft een grote groep met beperkte financiële middelen zonder verhoogde tegemoetkoming hiervan de dupe. 
 
Een ander zorgwekkend fenomeen is de lange wachttijd in ziekenhuizen voor consultaties bij specialisten. Patiënten worden vaak verwezen naar privépraktijken, waar ze sneller geholpen kunnen worden mits betaling van een supplement. Een voorbeeld: een afspraak bij een orthopedist in het ziekenhuis heeft een wachttijd van drie maanden, maar kan de volgende dag in de privépraktijk van diezelfde orthopedist worden ingepland voor een supplement van 65 euro. 
 
Dit leidt tot uitstel van zorg en versterkt de ongelijkheid in toegang tot zorg. We stevenen af op een zorgsysteem met twee snelheden, waarbij duidelijk is wie hiervan profiteert en wie het onderspit delft. 
 
Bestaande maatregelen kunnen de toegankelijkheid van de zorg verbeteren, als ze gekend zijn en correct toegepast worden. In 2022 werd het maximumbedrag aan persoonlijke aandelen voor de gezinnen met de laagste inkomens (tot en met 11.120 euro netto 2 jaar eerder) verlaagd van 450 naar 250 euro. Wijkgezondheidscentra ervaren dat deze maximumfactuur effectief een verschil maakt voor de lagere inkomens. 
 
Het voorbije jaar werden onder Minister Frank Vandenbroucke een aantal nieuwe maatregelen uitgewerkt die de betaalbaarheid van de zorg moeten verbeteren. Zo werd een verbod op supplementen voor medische scans ingevoerd en komt er vanaf 2025 een verbod op het aanrekenen van supplementen buiten het ziekenhuis voor patiënten met een verhoogde tegemoetkoming. Maar we zien dat de maatregelen veel tegenwerking oproepen bij bepaalde artsengroepen en ziekenhuizen en dat er vaak omwegen gevonden worden om deze beschermende maatregelen te omzeilen. Zo worden mensen voor scans vaak doorverwezen naar momenten na de kantooruren waarbij ereloonsupplementen aangerekend kunnen worden. Door de schaarste van het aanbod dreigen mensen met financiële moeilijkheden als eerste uit de boot te vallen. 

10

Gebrek aan transparantie over de kostprijs in de gezondheidszorg leidt tot zorguitstel

Het is een bekend en terugkerend signaal dat mensen in armoede gezondheidszorg uitstellen of zelfs helemaal vermijden. Belangrijke drempels hierbij zijn de onduidelijkheid over de kosten en de angst voor hoge facturen.
De informatie over kostenramingen en factuuruitleg op de websites van ziekenhuizen, specialisten en mutualiteiten is vaak niet aangepast aan laaggeletterde, digitaal minder vaardige of anderstalige personen.

  • Ziekenhuizen: Op de websites van Gentse ziekenhuizen is doorgaans wel een kostenraming en factuuruitleg te vinden, maar de opbouw en gebruikte tools verschillen. De ene website is duidelijker dan de andere, en forfaitaire kosten worden soms apart vermeld. Mensen met vragen over kosten worden vaak naar de ziekenhuiswebsite verwezen. Hoewel afspraken met financiële diensten mogelijk zijn, worden ze als weinig toegankelijk ervaren, omdat dit alleen telefonisch of via e-mail kan.
  • Psychiatrie: Op de websites van psychiatrische ziekenhuizen is de informatie over kosten moeilijker terug te vinden. De teksten zijn vaak zeer uitgebreid en ingewikkeld, wat de toegankelijkheid beperkt.
  • Psychologen: Er is onduidelijkheid over de verschillende tarieven voor psychologische hulp, zoals ELP –conventietarieven, CGG en privépraktijken. Ook is het onduidelijk wanneer en hoeveel de mutualiteit terugbetaalt.
  • Tandartsen: Sinds 2021 zijn tandartsen verplicht hun tarieven te vermelden op hun website en in de wachtzaal. In de praktijk zijn deze tarieven vaak moeilijk te vinden op websites, en er wordt meestal alleen aangegeven of een praktijk wel of niet volgens conventietarieven werkt.
  • Aanvullend signaal: Kosten voor vervoer van en naar het ziekenhuis of andere zorginstellingen worden niet meegeteld als gezondheidskosten. Voor behandelingen waarvoor mensen meerdere keren moeten reizen, kunnen de (vervoers)kosten hoog oplopen, soms zo hoog dat het de voortzetting van de behandeling belemmert.

Deze obstakels maken het voor mensen in armoede bijzonder moeilijk om toegang te krijgen tot de zorg die ze nodig hebben.

11

Extra druk op precaire doelgroepen door bedwantsen

Hoewel er geen duidelijke cijfers beschikbaar zijn, worden hulpverleners regelmatig geconfronteerd met moeilijke situaties wanneer kwetsbare gezinnen te maken krijgen met bedwantsen. Er is momenteel geen effectieve en gecoördineerde aanpak voor de bestrijding van bedwantsen. De beten veroorzaken jeuk, en de bestrijding moet door een gespecialiseerde firma gebeuren, wat hoge kosten met zich meebrengt.

  • Deze bestrijding is vooral duur voor mensen die geen sociale huurwoning hebben. Sociale huisvestingsmaatschappijen kunnen gebruik maken van raamcontracten die lagere prijzen voor de bestrijding bieden.
  • In appartementsblokken is bestrijding vaak alleen effectief als de hele blok tegelijkertijd wordt behandeld.
  • Het OCMW kan in specifieke gevallen de kosten van de bestrijding terugbetalen, maar voor gezinnen die net buiten de criteria vallen, is dit een aanzienlijke uitgave die ze moeilijk kunnen opbrengen.
  • Sommige hulpverleners vermijden huisbezoeken wanneer er sprake is van bedwantsen, uit angst om deze zelf mee naar huis te nemen. Deze situatie zorgt voor extra druk op kwetsbare gezinnen en hun hulpverleners.

12

Gebrek aan logistieke ondersteuning voor een succesvolle behandeling van scabiës bij kwetsbare gezinnen

Wijkgezondheidscentra, huisartsen, scholen en opvangcentra voor dak- en thuislozen worden regelmatig geconfronteerd met scabiës. De stad en het OCMW helpen kwetsbare gezinnen door de kosten van medicatie te verlagen, maar er ontbreekt een effectieve en gecoördineerde aanpak om ervoor te zorgen dat ook de nodige hygiënische maatregelen worden nageleefd. Alleen dan kan een succesvolle behandeling van scabiës plaatsvinden. Deze aanpak vereist echter logistieke ondersteuning (zoals bijvoorbeeld extra hygiënische maatregelen bij kledij, bekleding, beddengoed, ... die mogelijk in aanraking gekomen zijn met die personen waar scabiës werd vastgesteld), iets wat momenteel door niemand wordt opgepakt.

Thema:

Gezondheid

13

Jonge mantelzorgers worden op school te weinig ondersteund en te weinig opgemerkt door hulpverleners

Kinderen en jongeren die zorgen voor iemand met een chronische ziekte, verslaving, beperking of psychische kwetsbaarheid voelen zich vaak onvoldoende gezien of gesteund door leerkrachten, zorgcoördinatoren en leerlingbegeleiders. De combinatie van school en het opnemen van zorgtaken heeft een grote impact op hun levenskwaliteit, wat kan leiden tot depressieve gedachten, een verzwakte immuniteit en slaapproblemen. Ook op school heeft dit een grote impact: jonge mantelzorgers hebben vaak problemen met hun aanwezigheid en schooltraject, en hun slaagkansen liggen vaak lager dan die van andere leerlingen.

“Op de lagere school wisten ze dat mijn mama MS had, maar nooit heeft iemand gevraagd hoe het met mij ging en of ik ondersteuning nodig had. Ik werd ook gepest omdat mijn mama ziek was, dat was zo zwaar.” (jonge mantelzorger L., gedeeld met toestemming)

Daarnaast worden jonge mantelzorgers die een ouder, broer/zus of vriend(in) begeleiden naar bijvoorbeeld het ziekenhuis, verslavingszorg of een psychiater, zelden opgemerkt door zorgverleners.

14

Het mantelzorgstatuut is een ‘leeg’ statuut voor niet werkende mantelzorgers

Het mantelzorgstatuut biedt momenteel slechts één sociaal voordeel: mantelzorgverlof voor werkende mantelzorgers. Echter, mantelzorg komt ook vaak terecht bij familieleden die niet werken. Deze niet-werkende mantelzorgers dragen ook de financiële, fysieke en mentale lasten van de zorg voor een naaste, wat extra druk legt op hun al kwetsbare situatie.
Daarnaast vloeit het persoonsvolgend budget zelden door naar de mantelzorger, ondanks dat zij zorgtaken op zich nemen die anders door betaalde zorgverleners zouden worden uitgevoerd.

Thema:

Gezondheid

15

De geestelijke gezondheid van onze kinderen en jongeren staat onder druk

Steeds meer kinderen, jongeren, studenten en jongvolwassenen kampen met psychische kwetsbaarheid, maar ondervinden nog veel obstakels bij het zoeken van hulp. Deze drempels zijn zowel praktisch van aard – zoals tijdsgebrek, hoge kosten en lange wachtlijsten - als informatief, bijvoorbeeld onwetendheid over waar ze terecht kunnen of hoe te beginnen. Daarnaast spelen mentale drempels een rol, zoals overtuigingen als: 'Mijn probleem is niet erg genoeg', 'Ik moet het alleen kunnen', 'Anderen hebben het zwaarder', of 'Hulpverlening helpt toch niet'. Schaamte en angst spelen regelmatig een grote rol om de stap richting hulpverlening te zetten.
Vooral studenten en jongvolwassenen maken weinig gebruik van hulpverlening, in al zijn diversiteit, en worden moeilijker bereikt, ondanks de grote uitdagingen waarmee ze in deze levensfase geconfronteerd worden en de steun die ze vaak nodig hebben.

16

Samenwerking psychiatrie en eerstelijn

De samenwerking tussen de psychiatrie en nulde en eerstelijnsactoren verloopt moeizaam. Mensen worden niet voldoende voorbereid op hun terugkeer en er is onvoldoende nazorg, waardoor 20% van de psychiatrische patiënten thuisloos is.

Er is behoefte aan meer samenwerking en continuïteit van zorg:

  • Het schakelen tussen verschillende mogelijkheden, oftewel schakelzorg, en de overgang van de ene zorglijn naar de andere, zijn cruciale aspecten van deze samenwerking.
  • Samenwerking tussen psychiatrische instellingen en verschillende werkingen is essentieel voor een effectieve en continue zorgverlening.
  • Ontslagmanagement in de psychiatrie is belangrijk om aandacht te besteden aan de voorbereiding op ontslag en de nazorg die patiënten ontvangen. De samenwerking met de psychiatrie verloopt moeizaam, en mensen worden niet voldoende voorbereid op hun terugkeer, wat leidt tot een gebrek aan nazorg.
  • Ziekenhuizen zijn in het algemeen beter bereikbaar en toegankelijk voor het coördineren van zorg en schakelen tussen verschillende zorgniveaus, terwijl dit bij psychiatrische instellingen vaak moeizamer verloopt.
  • Wat betreft mobiele teams: ze zijn vaak volzet, hebben wachtlijsten en komen niet in beeld voor iemand die op ontslag gaat.

Het belang van cultuur- en taalsensitieve zorg is hierbij cruciaal.

Thema:

Gezondheid

17

Nood aan eerstelijnspsychologen en mobiele werkers GGZ in kwetsbare wijken

Verschillende kwetsbare wijken signaleren dat er een grote vraag is naar eerstelijnspsychologen, maar het aanbod blijft voorlopig onvoldoende. Personen met psychische problemen worden in sommige wijken onvoldoende opgevolgd en doorverwezen naar de juiste zorg. Mensen met ernstige problematieken komen vaak terecht op ontmoetingsplekken waar niet genoeg expertise aanwezig is om hen en hun omgeving adequaat te ondersteunen.
Alhoewel dit een zorgwekkend signaal is zijn er verschillende positieve initiatieven. 
Stad Gent investeerde de afgelopen jaren in mobiele en wijkwerkers geestelijke gezondheidszorg (GGZ), die worden ingezet in enkele wijken en een belangrijke schakel naar de geestelijke gezondheidszorg vormen. Elke kwetsbare wijk heeft behoefte aan een mobiele of wijknetwerker GGZ. Een positief aspect is de tewerkstelling van twee extra mobiele werkers GGZ via VOLUIT, die gespecialiseerd zijn in mentale beperkingen.

Er is dus veel in beweging in de wijken. In hoeverre moet er inclusieve ontmoeting gestimuleerd worden, met specialistische opvolging hieraan gekoppeld?

Thema:

Gezondheid

18

Uitsluiting bij verzekeringsmaatschappijen bij opnames door middelengebruik of psychische problemen®

Bij psychische problemen bieden verzekeringsmaatschappijen vaak minder dekking of verhogen ze de bijpremie bij hospitalisatieverzekeringen. Verzekeraars hanteren diverse exclusiecriteria, bijvoorbeeld met betrekking tot opnames gerelateerd aan middelenmisbruik of psychische problemen. Elk van deze criteria verschilt per verzekeraar, en de dekking hangt af van het type contract dat zorgvragers afsluiten. Binnen dezelfde verzekeringsmaatschappij bestaan vaak meerdere contracten die inhoudelijk van elkaar verschillen, zoals financieel, tijdsbeperkingen of plafonds. Sommige contracten dekken alleen opnames in algemene ziekenhuizen, maar niet in psychiatrische ziekenhuizen.
De verschillende benaderingen van een fysieke en psychische opname komt over als een vorm van discriminatie ten aanzien van mensen met psychische problemen.

Thema:

Gezondheid

19

Koopkracht sterk gedaald voor laagste inkomens

Ondanks de positieve evolutie van de armoedecijfers, is de koopkracht van de laagste inkomens toch sterk gedaald de voorbije jaren. De kostprijs van talrijke basisproducten is gestegen: huur, voedsel, internet, openbaar vervoer… Alles samengeteld weegt dit zwaar door op het gezinsbudget van mensen met een beperkt inkomen. De kloof is groter geworden. Ook mensen met een inkomen net boven de armoedegrens hebben het moeilijker gekregen.

In Vlaanderen verloren de laagste inkomens het voorbije jaar bijna 7 procent aan koopkracht. Voor wie het financieel niet breed heeft, voelt het hard aan dat 100 euro nu nog maar 93 euro waard is.

Grafiek koopkracht


Bronnen:


Het aantal Gentse huishoudens met een uitbetaling van aanvullende financiële hulp daalde van 1.617 in 2022 naar 1.442 in 2023. Deze daling is in grote mate te wijten aan de indexering en welvaartsaanpassing van de leefloonbedragen, maar ook aan enkele parameters die aanvullende financiële hulp begrenzen en geen rekening hielden met de grote inflatie. Met ingang van 1 oktober 2023 werden de parameters (huurprijs en minimumlonen) aangepast, waardoor weer meer huishoudens met aanvullende financiële hulp ondersteund worden en het gemiddeld bedrag ook steeg tot 121 euro in de periode oktober 2023 - maart 2024.

20

Onvoldoende tussenkomst voor niet-medische kosten noodzakelijk voor medische zorg

Mensen met een beperkt budget zien soms af van noodzakelijke behandelingen vanwege de hoge niet-medische kosten die hiermee gepaard gaan.

  • Mobiliteitskosten naar het ziekenhuis worden bijvoorbeeld niet meegerekend als gezondheidskosten. “Door mijn leeftijd en gezondheidsproblemen moet ik wekelijks naar het ziekenhuis. Er wordt veel terugbetaald, maar het vervoer is te duur voor mij.”
  • Hulpmiddelen voor mobiliteit, incontinentie en andere benodigdheden zijn vaak onbetaalbaar voor mensen met een laag inkomen.

21

Verhoogde tegemoetkoming: alles of niets

Diverse gezinnen die voldoen aan bepaalde inkomens- en gezinssituatievoorwaarden hebben recht op een verhoogde tegemoetkoming. Dit recht wordt niet bij iedereen automatisch toegekend of verlengd, maar moet door de maatschappelijke diensten (zoals bv. door dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds) worden onderzocht. Veel mensen weten niet dat ze dit recht kunnen aanvragen of hebben veel ondersteuning nodig bij het verzamelen van de benodigde documenten, waardoor ze nog steeds hun recht op verhoogde tegemoetkoming missen.
Daarnaast wordt een alles of niets logica gehanteerd. Dit betekent dat mensen wiens inkomen net boven de grens ligt geen recht hebben op verminderde tarieven gezondheidszorg en andere voordelen. Zonder een getrapt systeem dreigen mensen die een verhoogde tegemoetkoming genieten alle rechten te verliezen bij een kleine inkomensstijging.

22

Nieuwe afspraken rond doorverwijzing naar materiële hulp zorgt voor onduidelijkheid en machteloosheid, zowel bij veldwerkers als bij burgers

Sinds september 2023 is er in Gent een nieuw systeem voor doorverwijzing naar voedselondersteuning en sociale kruideniers van kracht. Dit systeem is ontwikkeld door Stad Gent in samenwerking met het sociale middenveld en heeft twee belangrijke doelen: het bieden van gelijke toegang tot noodhulp voor kwetsbare Gentenaars en het beschermen van de voedselvoorraden van vrijwilligersorganisaties.

Dit zorgt voor onduidelijkheid en een gevoel van machteloosheid bij zowel veldwerkers als burgers. Veel veldwerkers voelen zich machteloos omdat ze een eventuele doorverwijzing niet zelf meer in de hand hebben. Behoorlijk wat burgers ondervinden drempels om de stap te zetten naar het OCMW. 

Het systeem lijkt er nu het best in te slagen om de voedselvoorraden te beschermen. Een gelijke toegang loopt moeilijk door de huidige geografische spreiding van de organisaties. Zo zijn er bepaalde gebieden zonder lokaal aanbod (o.a. Neermeersen aan de Watersportbaan).
 

23

Middelbaar onderwijs onbetaalbaar voor laagste inkomens

Doordat er geen maximumfactuur bestaat voor het secundair onderwijs, kunnen de kosten voor schoolfacturen, boeken en ander onderwijsmateriaal hoog oplopen en soms onbetaalbaar worden voor gezinnen, vooral als ze meerdere kinderen hebben. Het gebruik van invulboeken, die niet overdraagbaar zijn, verhoogt deze kosten. Sommige richtingen zijn extra duur omdat ze dure materialen vereisen. Er zijn wel scholen die dit deels ondervangen, bijvoorbeeld door de mogelijkheid aan te bieden om materiaal te huren. 
Afbetalingsplannen kunnen een oplossing bieden, maar worden niet altijd op een toegankelijke of op maat gemaakte manier aangeboden. Veel scholen besteden de verkoop van onderwijsmateriaal uit aan derden zonder sociaal beleid.
Onbetaalde facturen kunnen ervoor zorgen dat jongeren de lessen niet goed kunnen volgen, huistaken en stages niet correct kunnen uitvoeren, of zelfs uit school blijven. Deze betaalproblemen veroorzaken veel stress en schaamte, wat het psychisch welzijn van zowel kinderen als ouders onder druk zet. Het OCMW kan voor actieve cliënten een tussenkomst voorzien via de toelage voor participatie en sociale activering (PASOA) en via armoedemiddelen. Maar dit is vaak niet voldoende en biedt niet voor alle gezinnen een oplossing.

24

Drempels tot en binnen het hoger onderwijs®

Het hoger onderwijs is onvoldoende toegankelijk voor mensen in een kwetsbare positie. Het voldoet niet aan de 5 b’s van toegankelijkheid (bereikbaarheid, beschikbaarheid, betaalbaarheid, begrijpbaarheid en bruikbaarheid). Drempels zijn onder andere de veelheid aan inschrijvingsprocedures en – voorwaarden, de kostprijs, de onderwijsongelijkheid in het leerplichtonderwijs en tot slot tijdsdruk vanuit de VDAB en soms ook vanuit het OCMW.

Voorbeeld inschrijvingsvoorwaarden:

  • Er is een hoog taalniveau vereist om in te schrijven in het hoger onderwijs. Om dit te behalen is een opleiding academisch Nederlands nodig. De beschikbare beurzen van de Vlaamse Gemeenschap en Stad Gent zijn ontoereikend om alle studenten te ondersteunen om het benodigde taalniveau voor hoger onderwijs te behalen. Daarnaast zijn er te weinig mogelijkheden om het studietraject te combineren met een taaltraject. Tijdens het studietraject is er bovendien onvoldoende taalondersteuning.
  • De kosten voor de  Interuniversitaire Taaltest Nederlands voor Anderstaligen (ITNA) en de Educatief Startbekwaam, twee testen om het taalniveau B2 te bewijzen, zijn gestegen tot meer dan €100 per test. Aangezien UGent en de meeste andere Vlaamse universiteiten deze testen eisen als taalbewijs (naast een diploma secundair onderwijs of succesvolle studie in het Nederlands), verhoogt dit de drempel om te studeren.
  • De voorwaarden voor het volgende academiejaar worden laattijdig bekendgemaakt, waardoor studenten zich niet op tijd kunnen voorbereiden. Amal, HoGent, Artevelde, UGent en UCT (Universitair Centrum voor Talenonderwijs) bereiden tijdens het Voortraject Hoger Onderwijs jaarlijks 20 à 25 studenten voor op hun traject hoger onderwijs. De nood is echter hoger. Meer studenten zouden gebaat zijn bij een voortraject met behoud van uitkering.

Voorbeeld inschrijvingsprocedure: Bij de inschrijvingsvoorwaarden staat dat het reeds behaalde diploma gelegaliseerd moet zijn, maar info over legalisatie is niet te verkrijgen bij de school.

Daarnaast is de regelgeving in het hoger onderwijs aangepast. Studenten (behalve die met een werkstatuut, functiebeperking of specifieke sociale omstandigheden) moeten in hun eerste bachelorjaar 60 studiepunten opnemen. Anderstalige studenten, die vaak minder studiepunten opnemen om zich aan te passen aan het onderwijs en tijd te krijgen om cursussen in een vreemde taal te verwerken, krijgen hierop geen uitzondering. De nieuwe regels maken het extra uitdagend voor hen.

Naast deze structurele drempels zijn er ook signalen van studenten die racisme en discriminatie ervaren of merken dat meldingen van dergelijke ervaringen niet adequaat worden behandeld. Bovendien zijn de opleidingen Nederlands in het talencentrum van UGent moeilijk toegankelijk, met kosten van ongeveer €3000 voor een volledige opleiding.

25

Retributie voor inburgeringstraject

Sinds september 2023 is het inburgeringstraject niet langer gratis. De kosten bedragen ongeveer €360, tenzij men is vrijgesteld. Stad Gent heeft extra inspanningen geleverd om meer mensen van deze kosten te vrijstellen. De vraag blijft echter of het verhogen van de financiële drempel voor het inburgeringstraject zinvol is.

26

Moeilijk bereikbare bewindvoerders

Mensen hebben vaak moeite om hun bewindvoerder te bereiken, waardoor ze geen invloed of controle hebben over hun uitgaven, zoals het dagelijks of wekelijks bedrag dat ze ontvangen. Cliënten hebben vaak intensieve opvolging nodig, niet alleen technisch-financieel, maar ook op sociaal begeleidingsvlak. Veel bewindvoerders hebben hier echter weinig tijd voor en beperken zich tot hun wettelijke bevoegdheden, terwijl het sociale aspect essentieel is voor een goedwerkend en cliëntvriendelijk bewind. Hoewel er bewindvoerders zijn die sociaal bewogen zijn, vormen zij niet de meerderheid en zijn zij vooral aanwezig op bijvoorbeeld trefdagen van het CAW, in tegenstelling tot de moeilijk bereikbare groep die we graag zouden willen bereiken.
Sommige zaken, zoals het doorgeven van een jaarverslag aan de cliënt, zijn verplicht. Als je niet tevreden bent over je bewindvoerder, raadt de vrederechter aan dit te melden, zodat er naar een oplossing gezocht kan worden. Bij veel klachten over een bewindvoerder kunnen er structurele wijzigingen in de aanstelling plaatsvinden.
Er is echter ook behoefte aan duidelijke grenzen, zodat cliënten zich ervan bewust zijn dat het niet altijd mogelijk is om op elk moment van de dag de bewindvoerder te contacteren. Het is een én-én verhaal, maar er is zeker ruimte voor verbetering op het vlak van bereikbaarheid en controle. Dit kan bijvoorbeeld door een wettelijke verplichting van het sociale luik toe te voegen en duidelijk te omkaderen wie wat doet.

27

Doorverwijzen en begeleiding van cliënten met budgettaire vragen

Er is een dringende behoefte aan meer aanbod voor langdurige budgetbegeleiding. Momenteel is dit alleen mogelijk via het OCMW, terwijl het CAW slechts vier afspraken aanbiedt, wat vaak onvoldoende is.

Door de afbouw van middelen in 2020, is de visie van het CAW aangepast en gericht op hulp voor lichte tot matige schuldenproblematiek. Door het huidige systeem kan er sneller gehandeld worden, en wordt er sterk ingezet op preventie en vroegtijdige hulp, wat vaak gunstigere resultaten op lange termijn oplevert.

Sinds 2021 worden nieuwe cliënten met enkel een budgettaire vraag doorverwezen naar het OCMW en kunnen zij doorgaans niet meer bij het CAW terecht. Cliënten die al een traject binnen het CAW volgen en ook budgetbegeleiding nodig hebben, kunnen wel nog bij het CAW terecht, maar slechts voor de duur van hun oorspronkelijke traject, zoals een woontraject of JAC-traject. In deze gevallen neemt de woon- of JAC-begeleider dit deel mee in de totale begeleiding.
Bij consumentenkrediet moet een erkend schuldbemiddelaar worden ingeschakeld. Deze begeleiding is doorgaans beperkt tot een half jaar, soms verlengd tot een jaar na teambespreking en goedkeuring. Duurt de begeleiding langer, dan wordt de cliënt terug doorverwezen naar het OCMW of een andere instantie.

De onderlinge afspraken die gemaakt werden tussen OCMW en CAW worden best zo helder mogelijk gecommuniceerd naar het werkveld, zodat eventuele doorverwijzingen zo optimaal mogelijk gebeuren.

28

Sluikstorten en vuil op straat zorgen voor extra stress en polarisatie in kansarme wijken

Veel gezinnen die in armoede leven, ondervinden problemen bij het goed beheren van hun afval. Slechte woonomstandigheden leiden vaak tot de noodzaak om grof huisvuil weg te doen, bijvoorbeeld door schimmelvorming op meubels, wat soms resulteert in illegale storting. De belangrijkste drempels zijn:

  • Geen vervoer om grote stukken afval naar een recyclagepark te brengen.
  • Gebrek aan financiële middelen om de kosten van een recyclagepark of het ophalen van grof huisvuil te betalen.
  • Beperkingen op het aantal vuilniszakken en de omvang van afval dat in ondergrondse containers in hoogbouw kan.
  • Een duur en complex systeem.
  • Moeite met het verkrijgen en begrijpen van de juiste informatie over afvalbeheer.
  • Een gebrek aan betrokkenheid bij de buurt en gedeelde verantwoordelijkheid.

Er is een conflict tussen Ivago en Thuispunt Gent over wie verantwoordelijk is voor het informeren van burgers over afvalophalingen in sociale woningen. De hoge kosten en complexe regels rondom vuilnis en grof vuil zorgen ervoor dat veel afval op straat belandt. Mensen met meer middelen zetten soms liever hun afval buiten en betalen de boete.
Het telefonisch aanmelden voor ophaling van grof vuil zit snel vol, omdat ze slechts om de twee maanden ophalen.

Buurtbewoners ergeren zich aan anderen die zich niet aan de afvalregels houden, wat leidt tot een gevoel van onveiligheid, geurhinder en overlast door ongedierte. Dit leidt vaak tot polarisatie en verminderde sociale cohesie. Officiële instanties lijken volgens bewoners niet goed te luisteren naar hun klachten. De leegstand speelt ook een belangrijke rol in de zwerfvuilproblematiek. Hoe minder bewoning en toezicht, hoe meer kansen om zwerfvuil te dumpen. Bewoners in gekraakte panden ervaren drempels in hun afvalbeheer.

De problemen met sluikstorten en zwerfvuil drukken zwaar op de leefbaarheid in de verschillende wijken. In De Zuidpoort werken gemotiveerde wijkbewoners samen om ervaringen te delen en oplossingen te zoeken. Duurzame oplossingen richten zich op de oorzaken van de problemen en proberen de negatieve gevolgen te verminderen.
Voorstellen tot verandering richten zich deels tot verschillende diensten en instanties, maar er zijn ook ideeën die bewoners samen met wijkpartners kunnen realiseren.

29

Intrafamiliaal geweld bij gezinshereniging neemt toe

Het GIPS (Gezinnen in precaire situatie) overleg, de sociale diensten van de ziekenhuizen en AMAL detecteren stijgende prevalentie van intrafamiliaal geweld cases.
Veilig Huis ontvangt te weinig meldingen van partner/familiaal geweld door de politie. Daardoor krijgen slachtoffers niet direct de juiste hulpverlening.
Turkse vrouwen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld, durven niet scheiden omwille van de financiële afhankelijkheid. Daarnaast speelt ook de sociale druk een grote rol: Wat zal de familie zeggen? Zal ik uitgesloten worden? Wie kan mij helpen? ...

Na gezinshereniging loopt het huwelijk soms na enige tijd niet zoals men gehoopt had. De later toegekomen echtgenote bevindt zich dan in de meer kwetsbare positie omdat je verblijfsrecht het eerste jaar afhankelijk is van de voorwaarden voor de hereniging. Veel vrouwen durven de stap naar een scheiding niet te zetten en proberen zich noodgedwongen sterk te houden. Veel vrouwen hebben psychologische ondersteuning nodig.
Bij een complexe partnersituatie (manipulatie, gedwongen om samen te wonen), is er vanuit het CAW relatiebemiddeling mogelijk. Soms is het nodig om juridische stappen te zetten (justitiehuis/politie) maar is er een gebrek aan diensten die zowel de juridische, financiële als psychotherapeutische begeleiding samennemen.
Voor iemand met een psychische kwetsbaarheid is het erg moeilijk om te kiezen welke hulp men precies nodig heeft.

30

Drugsproblematiek leidt tot overlast op openbare locaties

Op bepaalde plekken in de stad wordt dagelijks drugs gebruikt en gedeald. Druggebruikers geven aan dat ze nergens anders terechtkunnen. In verschillende wijken zijn duidelijke sporen van druggebruik te vinden, zoals in parken, op parkeerplaatsen en tussen woonblokken.  

In openbare toiletten in Gent-centrum worden regelmatig zwerfspuiten aangetroffen. Recentelijk hebben schoonmaakdiensten die verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van publiek sanitair te maken gehad met prikongevallen.

Oplossingen:

  • Het oprichten van een schadebeperkende gebruikersruimte voor mensen die drugs gebruiken. 

  • De installatie van extra naaldcontainers. 

31

Stijgend vuurwerkgebruik roept op tot actie en bewustwording

Steeds meer jongeren gebruiken vuurwerk als uitlaatklep voor frustraties en ontevredenheid over de maatschappelijke situatie. Daarnaast wordt vuurwerk ook verhandeld als een bron van inkomsten. Het gebruik en de beschikbaarheid van zowel legaal als illegaal vuurwerk zijn toegenomen, zelfs buurtwinkels bieden vuurwerk aan.
Er is een blijvende behoefte aan sensibiliseringscampagnes over de gevaren voor individuen en de impact op de buurt. Ook moet de politie de illegale handel in vuurwerk streng aanpakken.

32

Nood aan mobiel jeugdwerk om de leefbaarheid op verschillende pleintjes te verhogen

Groepen kinderen en jongeren gaan zich vervelen en claimen parken en pleinen. Dit zorgt voor polarisering en een groter onveiligheidsgevoel bij bewoners. Er is nood aan (meer) mobiele jeugdwerkers die laagdrempelige activiteiten voor jongeren op straat aanbieden en jongeren ook kunnen meenemen of doorverwijzen naar andere plekken. Door besparingen zijn er minder veldwerkers en dit heeft een duidelijke impact op de leefbaarheid in een wijk.
Een casus: Centrumplein, Speeltuin De Vijvers, Moriaantuin, Standaertsite en Keizerspark in Ledeberg zijn plekken waar mobiel jeugdwerk nodig is en het samenspelen, de communicatie en de leefbaarheid zouden verhogen. Het project "Samen op Straat" (SAAMO) in Muide-Meulestede kan als een goed voorbeeld dienen van hoe dergelijke initiatieven succesvol kunnen worden geïmplementeerd.

33

Moeilijke start op school

Veel leerlingen ervaren problemen bij de opstart op school, en ouders en jongeren weten vaak niet hoe en/of waar ze zich moeten inschrijven.

  • Gezinnen keren soms pas na de schoolvakantie terug omdat ze wachten op hun loon en omwille van de goedkopere tickets begin september.
  • Jongeren kunnen niet ingeschreven worden als ouders nog in het buitenland verblijven, omdat de aanwezigheid van de ouders vereist is bij inschrijving.
  • Er is vaak onduidelijkheid over de betekenis en gevolgen van attestering, de beschikbare scholen en het inschrijfproces. Ouders en leerlingen zoeken bij de CLB-medewerker van de laatst ingeschreven school of, indien niet bekend, bij het groeiteam van Stad Gent.

Voor jongeren in kwetsbare situaties is het extra lastig om met het CLB in contact te komen. Soms kunnen ouders door hun eigen kwetsbaarheden niet ondersteunen, of de leerling is nog niet ingeschreven op school. Veel ouders en jongeren weten bovendien niet hoe ze het CLB kunnen bereiken. Tijdens de zomervakantie zijn het CLB en de scholen vaak langer gesloten.

Na het eerste jaar van het secundair onderwijs is aanmelden niet eenvoudig. In april beginnen de inschrijvingen voor zijinstroom, maar veel leerlingen weten pas eind juni hun attestering, waardoor ze te laat zijn om in te schrijven.

  • Leerlingen reserveren vaak plaatsen bij meerdere scholen, wat leidt tot langere wachtlijsten.
  • Gezinnen in kwetsbare situaties komen hierdoor in de problemen en vallen uit de boot.
  • Populaire scholen en specifieke richtingen in de b-stroom, dubbele finaliteit en arbeidsfinaliteit raken snel vol.

34

Onduidelijk aanbod studierichtingen secundair onderwijs®

Voor veel ouders en kinderen is het moeilijk om een studierichting te kiezen in de overgang van het lager naar het secundair onderwijs. Eerstelijnshulpverleners en medewerkers van scholen geven vaak raad, maar ook voor hen is het landschap onduidelijk. De hervorming van het secundair onderwijs zorgt voor extra onduidelijkheid.

35

Kosten basisonderwijs leggen ook een grote druk op kwetsbare gezinnen®

In het basisonderwijs bestaat de maximumfactuur, wat een grote ondersteuning betekent voor veel gezinnen. Maar ook daar lopen de kosten vaak op waardoor ouders moeite hebben met het betalen van de schoolfactuur. Steeds meer activiteiten worden namelijk buiten de maximumfactuur gerekend. Dit is vaak ook weinig transparant. Veel hangt af van de sensitiviteit van scholen naar financiële toegankelijkheid toe. Bijvoorbeeld: rekening houden met materiaal dat nodig is voor (gratis) activiteiten (laarzen, stevige schoenen, rugzak, slaapzak, …).

36

Ongelijke start door achtergrond gezin

In het Vlaamse en Gentse onderwijs blijft het thuismilieu van leerlingen een belangrijke rol spelen. De situatie waarin een kind of jongere opgroeit kan bepalend zijn voor kansen binnen het onderwijssysteem en de verdere schoolcarrière. Een aantal voorbeelden:

  • Leerlingen met een migratieachtergrond ervaren gemiddeld een moeilijker traject dan hun leeftijdsgenoten. Taaltoegankelijkheid verschilt sterk tussen scholen. Hoe duidelijk en meertalig een school is, kan afhangen van individuele personeelsleden. Ook kan specifiek schooljargon moeilijk zijn voor anderstalige ouders, waardoor hun kinderen beperkte onderwijskansen krijgen.
  • Leerlingen in het tweedekansonderwijs zijn vaak degenen die uitvallen binnen de reguliere doorstroom. Het zijn voornamelijk jongeren uit de middenklasse. Vroegtijdige schoolverlaters daarentegen komen meestal uit kwetsbare contexten. Het zijn jongeren die op meerdere vlakken al uit de boot vallen. Hoewel tweedekansleerwegen in opmars zijn, ontbreekt het nog aan heldere en toegankelijke informatie en oriëntering. Het landschap en de weg naar deze leerwegen zijn dus niet voor iedereen bekend en toegankelijk.
  • Gent biedt inwoners tussen 6 en 14 jaar een gratis Buzzy Pazz van De Lijn aan, wat leerlingen die opgroeien in een kwetsbare situatie helpt om meer deel te nemen aan onderwijs en maatschappij. Bij jongere kinderen is er ook extra nood aan begeleiding van en naar school.
    Voor oudere leerlingen is de nood aan betaalbare mobiliteit vaak nog groter, omdat zij vaker zelfstandig en verder van huis naar school en stage of werkplek (bv. bij duaal leren) gaan. Hier is er ook aandacht nodig voor mensen zonder papieren.

Ondanks inspanningen om kortingen te bieden, blijven de vervoerskosten voor veel kwetsbare gezinnen te hoog.   

37

Onwetendheid buitengewoon onderwijs

Kinderen met een migratieachtergrond komen vaker terecht in het buitengewoon onderwijs. De kans is groter dat deze ouders onvoldoende geïnformeerd zijn en daarom minder betrokken bij de beslissing. Leerlingen worden soms naar het buitengewoon onderwijs verwezen op basis van taalachterstand, terwijl er mogelijk ook andere problemen zijn (bijvoorbeeld Autisme Spectrum Stoornissen (ASS) of Gedrags- en Emotionele Stoornissen (GES)). Het kan zijn dat ouders er zich niet van bewust zijn dat hun kind in het buitengewoon onderwijs zit of een aangepast curriculum heeft in het reguliere onderwijs.

Het contact met ouders van leerlingen in het buitengewoon onderwijs kan moeizaam verlopen. Omdat veel leerlingen gebruik maken van busvervoer of in een internaat verblijven, zijn de ouders minder fysiek op school aanwezig. Bovendien kan een zwakkere taalcontext of andere uitdagingen binnen het gezin de communicatie met ouders moeilijk maken.

38

Capaciteitsdruk buitengewoon onderwijs

In Gent kregen 167 van de 238 kinderen (70%) een plaats in het buitengewoon onderwijs toegewezen, 71 kinderen (30%) wachten nog op een plaats. Het grootste tekort aan plaatsen doet zich voor bij type 2 (voor kinderen met een matige of ernstige mentale beperking) en type 9 (voor kinderen met een autismespectrumstoornis). Dit tekort leidt tot een langdurige schending van het recht van deze kinderen op kwaliteitsvol onderwijs dat aan hun specifieke behoeften voldoet.
De wachtlijsten zullen nog evolueren omdat sommige kinderen in meerdere aanmeldingsprocedures worden ingeschreven. Binnen één procedure kunnen kinderen bijvoorbeeld meerdere keren worden aangemeld, bijvoorbeeld voor zowel kleuter- als lager onderwijs, of voor meerdere types in afwachting van een definitieve beslissing. Ook worden kinderen soms voorlopig aangemeld in zowel regulier als buitengewoon onderwijs, hoewel uiteindelijk slechts één plek nodig is, wat kan leiden tot vrijgekomen plaatsen.
Het LOP Gent Basisonderwijs pleit voor een Vlaanderen-breed aanmeldplatform voor het buitengewoon basisonderwijs. Dit platform zou helpen om het plaatsgebrek nauwkeuriger in kaart te brengen, inclusief de regio's en types waar het tekort het grootst is, en om de reistijd naar school te minimaliseren. De stijging in de vraag naar plaatsen in het buitengewoon basisonderwijs, vooral voor kleuters, is opmerkelijk. Tussen 2013 en 2023 steeg het aantal kleuters in het buitengewoon onderwijs met 35%, terwijl het totaal aantal kleuters in het Vlaamse onderwijs in die periode met 3,5% daalde. De oorzaken van deze stijging worden momenteel onderzocht door de KU Leuven.

39

Het onderwijslandschap weerspiegelt onvoldoende de diverse maatschappij waarin leerlingen opgroeien

Leerlingen hebben op verschillende leeftijden en in de situaties waarin ze opgroeien verschillende noden. Het onderwijssysteem is onvoldoende afgestemd op deze diverse noden, wat resulteert in ongelijke onderwijskansen voor veel leerlingen. Het onderwijslandschap weerspiegelt niet voldoende de diverse maatschappij waarin leerlingen opgroeien, waardoor vele leerlingen weinig rolmodellen in het onderwijs zien.

Enkele ervaringen van mensen met een migratieachtergrond in het onderwijs en op de werkvloer:

  • Twijfels over competenties en ambities: Onze competenties en ambities worden op basis van huidskleur, thuistaal en culturele achtergrond nog te vaak in twijfel getrokken in de samenleving. We ervaren dit jammer genoeg ook als we een theoretische richting willen volgen in het Gentse secundair onderwijs. Dit voelt onrechtvaardig en denigrerend aan. 
  • Dubbel bewijzen: Het gevoel ontstaat dat we ons dubbel moeten bewijzen en geen fouten mogen maken. Voor wie nog Nederlands leert, is de taal een extra uitdaging. We dragen daarenboven vaak een zware rugzak omwille van migratie en leven soms in precaire omstandigheden. Leerkrachten en medeleerlingen onderschatten dit of voelen deze extra inspanningen onvoldoende aan. 
  • Zelfdiscriminatie: We merken tijdens onze schoolcarrière vaak onderschatting en ontrading. Als weinig mensen in je geloven, vraagt het studeren en naar school gaan extra zelfvertrouwen en kracht. Dit knaagt aan onze eigenwaarde, nu, maar ook bij onze verdere studies en loopbaan.


De schooluren van het secundair onderwijs zijn niet afgestemd op het ritme van jongeren, vooral diegenen die opgroeien in kwetsbare situaties. Jongeren in de puberteit hebben een ander slaappatroon doordat melatonine pas later aangemaakt wordt. Hierdoor hebben ze vaak te weinig slaap door schermgebruik, sociale media, gamen, en andere activiteiten, wat negatieve gevolgen heeft voor hun leerloopbaan.
Daarnaast werken sommige jongeren 's avonds voor extra inkomen. Oudere kinderen kunnen verantwoordelijk zijn voor een deel van het huishouden en de zorg voor jongere broers of zussen. De schooltijd is onduidelijk geworden, met vage en niet-afgebakende contacturen, waardoor jongeren niet meer weten wanneer ze op school aanwezig moeten zijn. Dit vermindert de sociale controle door bijvoorbeeld jeugdwelzijnswerkers en bemoeilijkt het aanspreken van jongeren om naar school te gaan. Door de toegenomen vrije tijd ontstaan er meer vervelingsproblemen, wat leidt tot minder goede keuzes en een verminderde werkattitude bij jongeren. Dit resulteert in een verlies van verbinding met de school.

40

Lege en ongezonde brooddozen ®

Veel kinderen krijgen geen of ongezond eten mee, zowel naar school als naar hun vrijetijdsactiviteiten (zie ook vorige signalenbundel). Dit komt omdat ongezonde voeding vaak goedkoper is, of ouders niet altijd weten wat een gezonde maaltijd inhoudt. Hierdoor krijgen kinderen onvoldoende voedingsstoffen binnen om goed te functioneren, wat hun concentratie en welzijn beïnvloedt. Hoewel er diverse initiatieven bestaan die hierop inspelen (zoals het project gezonde scholen, lekkers op school), zijn deze niet op alle scholen actief.

Door de stijgende voedselprijzen wordt het voor steeds meer gezinnen een uitdaging om een volwaardige, gezonde maaltijd te bereiden. Ouders uit gezinnen in kwetsbare situaties hebben daarnaast te kampen met andere uitdagingen, zoals tijdgebrek door opleidingen, trajecten en onregelmatige werkuren.
Het aantal lege brooddozen is laag, maar uit onderzoek blijkt dat het percentage ongezonde brooddozen wel hoog is. (Bron: Weinig lege brooddozen, maar vooral ongezonde brooddozen | Vlaanderen.be).

Het is belangrijk om te sensibiliseren, toegang tot gezonde voeding te vergroten en gezondheidsvaardigheden aan te leren.

41

Toegang tot de digitale wereld

Niet elk gezin heeft nog steeds de noodzakelijke toegang tot de digitale (leer)wereld. Naast het beschikken over een toestel en toegang tot het internet, is het cruciaal om blijvend te investeren in:

  • Digitale vaardigheden van schoolteams.
  • Digitale vaardigheden van leerlingen.
  • Digitale vaardigheden van ouders, aangezien veel ouders onvoldoende digitaal geletterd zijn om de communicatie met de school, die steeds vaker via online leerplatformen verloopt, te volgen.
  • Digitale onderbouw van het onderwijsproces.
  • Mediawijsheid, met aandacht voor problemen zoals cyberpesten en schermtijd.
     

Het is van groot belang dat de investeringen in digitale middelen duurzaam worden gemaakt, zodat er blijvend gewerkt kan worden aan het verkleinen van de digitale kloof. In Gentse scholen zijn, vaak in samenwerking met de stedelijke overheid, diverse strategische projecten opgezet om digitale inclusie te bevorderen en kwetsbare gezinnen te ondersteunen. Door het eenmalige karakter van de middelen dreigt echter veel van deze vooruitgang verloren te gaan.

Daarnaast is er bezorgdheid over hoe de aangekochte toestellen in de toekomst onderhouden en vernieuwd zullen worden. Het kan niet de bedoeling zijn dat ouders, scholen of de Stad deze kosten moeten dragen.

  • Binnen de stadsscholen nemen pedagogische begeleiders de regie over de toestellen. Een deel van het budget werd besteed aan toestellen, een ander deel ging naar investeringen in de scholen. Defecte toestellen worden doorgaans binnen maximaal een week hersteld door Signpost.
  • Scholen uit andere koepels hebben de regie over de toestellen meer in eigen handen gekregen. Dit kan leiden tot moeilijkheden bij het snel laten herstellen van defecte toestellen, aangezien zij zelf contact moeten opnemen met hun servicedienst, vaak via hun ICT-coördinator.

42

Druk op onderwijs: impact op leerlingen en studenten

Door het toenemende lerarentekort neemt de druk op scholen en het onderwijs aanzienlijk toe. Sommige leerlingen krijgen langere tijd geen les voor bepaalde vakken, hebben vaak dispensatie, en zitten in grotere groepen, wat hun onderwijskansen ondermijnt.

Het toenemende personeelstekort en een toename van problematieken binnen scholen maakt het voor basisscholen moeilijk om actieve verbindingen met de wijk te leggen en het leren in de wijk te versterken, waardoor veel ontwikkelingskansen verloren gaan.

Door de toenemende noden van leerlingen en hun gezin, is de hulpverlening en het zorgbeleid op school overbevraagd. Leerlingbegeleiders, CLB-medewerkers en het NAFT (Naadloze Flexibele Trajecten)-aanbod hebben te maken met een overmatige werkdruk.

Daarnaast is de infrastructuur van scholen niet aangepast aan het aantal leerlingen. Veel leerlingen zitten dicht op elkaar, wat leidt tot meer conflicten en een gebrek aan ruimte voor rust en beweging. Er is ook behoefte aan rookruimtes op school.

Er is een toenemende vraag naar studieondersteuning en huiswerkbegeleiding buiten de schooluren, maar de schoolcontext biedt onvoldoende mogelijkheden om hieraan tegemoet te komen. Ook buiten de schoolcontext bestaan wachtlijsten voor (gratis) studieondersteuning. Er is vooral een tekort aan gratis of zeer goedkope vakinhoudelijke bijlessen in het secundair onderwijs. Bestaande gratis initiatieven voor studieondersteuning werken met vrijwilligers en kunnen daardoor geen vakinhoudelijke begeleiding bieden en richten zich voornamelijk op het basisonderwijs.

De prestatiedruk op school is enorm, met een sterke focus op presteren en een gebrek aan aandacht voor individuele talenten en zorgbehoeften van leerlingen. De grote hoeveelheid huiswerk op sommige scholen veroorzaakt al op jonge leeftijd stress. Niet alle leerlingen hebben thuis de mogelijkheid om in een rustige omgeving huiswerk te maken. Er is behoefte aan minder leerlingen per leerkracht en meer tijd op school voor ondersteuning en voorbereiding.

43

Druk op onderwijs: impact op leerkrachten en scholen

Leerkrachten, directies en zorgpersoneel in het onderwijs ervaren een zware belasting door factoren zoals lerarentekorten, uitdagendere klasgroepen, wijzigingen in leerplandoelen, maatschappelijke verwachtingen ten aanzien van onderwijs, een hogere administratieve last en de omgang met mondige ouders. Deze belasting heeft aanzienlijke gevolgen voor zowel het personeel als de leerlingen:

  • Voor het personeel is er vaak onvoldoende ruimte om deel te nemen aan ondersteunende activiteiten zoals trajecten, vorming en lerende netwerken. Deze activiteiten kunnen bijdragen aan verbetering van de onderwijskwaliteit en het verlichten van de werkdruk. Het gebrek aan deelname kan een vicieuze cirkel veroorzaken, waarbij langdurige ziekte onder leerkrachten leidt tot een verdere toename van lerarentekorten.
  • Ook bij de buitenschoolse opvang is er geen ruimte en mankracht meer om in te zetten op kwalitatieve en degelijke ondersteuning van de begeleiders. Hierdoor kan ook minder kwalitatieve opvang voorzien worden voor kinderen.

  • De druk op de onderwijskwaliteit kan ertoe leiden dat leerlingen minder goed onderwijs genieten. Dit uit zich vaak in thuisonderwijs of studie door de afwezigheid van leerkrachten, minder gemotiveerde leerkrachten en een verminderde motivatie bij de leerlingen zelf.

Er zijn grote uitdagingen bij het aanpakken van vroegtijdig schoolverlaten, vooral in Gent, waar in 2021-2022 16,9% (714 leerlingen) het onderwijs verliet zonder kwalificatie. Dit cijfer toont een lichte stijging ten opzichte van 2020-2021 (16,4%). Schoolse vertraging speelt hierin een grote rol: bij meer dan twee jaar vertraging is er 56,3% kans op uitval. Dit benadrukt de noodzaak van sterke basiszorg gedurende de volledige schoolloopbaan, beginnend in het basisonderwijs. Zittenblijven moet zorgvuldig worden overwogen, met oog op zowel korte- als langetermijngevolgen.

Een goede studiekeuze is cruciaal om vroegtijdige schooluitval te voorkomen. Leerlingen die van een theoretische naar een arbeidsmarktgerichte finaliteit gaan, lopen een hoger risico (27,3%). Ook risicokenmerken van kansarmoede verhogen de kans op uitval. In 2021-2022 verliet 58,9% van de DBSO-leerlingen, 31,2% van de BSO-leerlingen en kleinere percentages van TSO-, KSO- en ASO-leerlingen het onderwijs zonder diploma. Dit vraagt om een gedeelde verantwoordelijkheid van alle onderwijsvormen, omdat veel leerlingen doorstromen naar andere finaliteiten (het watervalsysteem).

Daarnaast is er zorg over de inkanteling van deeltijds onderwijs in het duaal leren. Hoewel duaal leren veel voordelen biedt, blijkt het te hoogdrempelig voor de kwetsbare doelgroep in deeltijds onderwijs. Dit zou kunnen leiden tot een hogere uitval.

Tot slot is het essentieel om schoolteams te ondersteunen in een grootstedelijke en diverse context. Verbondenheid met de school, autonomie en competentie bevorderen de motivatie van leerlingen. Leraren spelen hierin een sleutelrol door geloof in de groei van leerlingen en het bieden van gedifferentieerd onderwijs met hoge verwachtingen voor iedereen.

44

Sensibilisering rond aanwezigheid op school ®

Het is belangrijk dat kinderen voldoende aanwezig zijn op school. Niet alleen in functie van leerprocessen, maar ook omwille van de regelgeving en de gevolgen van afwezigheden.

Veel ouders in een kwetsbare positie zijn niet op de hoogte van de gevolgen van de afwezigheid van hun kind en komen daardoor nog meer in de problemen. Ze verliezen bijvoorbeeld het recht op schooltoeslag en de bijkomende kortingen die eraan vasthangen en/of het beslissingsrecht over of hun kind al dan niet mag overgaan naar het 1ste leerjaar.

Het gebruik van het codesysteem en de implicaties ervan zijn onduidelijk. De interpretatie en het gebruik van de codes verschilt ook van school tot school. Op sommige scholen krijg je al een B-code (onwettig afwezig) als je 5 minuten te laat bent, op andere scholen gaan ze er milder mee om en krijg je een L-code (te laat).

Het gebruik van de P-code (Afwezigheid om persoonlijke redenen. Dit wordt door de directie beslist. Hieronder valt bijvoorbeeld afwezigheden voor logopedie, revalidatie, …) heeft een verschillende impact op het recht op schooltoeslag enerzijds en het beslissingsrecht over overgang naar het 1ste leerjaar anderzijds. Om recht te hebben op een schooltoeslag moet een kind van de derde kleuterklas minstens 290 halve dagen aanwezig zijn. Afwezigheden met een P-code worden hier meegerekend als aanwezige dagen. Om beslissingsrecht te hebben over of je kind naar het 1ste leerjaar kan overgaan of niet, moet je kind minstens 290 halve dagen aanwezig zijn. Hier wordt de P-code niet in rekening gebracht. De ouders van een kind dat tijdens de lesuren revalidatie volgt en voor de rest altijd komt, verliezen het beslissingsrecht.

45

Nood aan meer expertisedeling en gerichtere toeleiding met betrekking tot OKAN-leerlingen

Voor leerlingen in OKAN (Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers) is het vaak verre van evident om te bouwen aan een sterke onderwijsloopbaan en een vlotte integratie in onze samenleving. Dat geldt onder andere binnen het onderwijs, waar een vaak lage kennis van het onderwijssysteem en een beperkt sociaal netwerk ervoor kunnen zorgen dat bepaalde kansen gemist worden die andere leerlingen wel krijgen, maar nog des te meer voor welzijnsgerelateerde thema's, zoals gezondheid, welbevinden of sociaal-emotionele ontwikkeling. Jongeren uit OKAN worden ook minder vaak toegeleid of doorverwezen naar jeugdwelzijnswerk en relevante partnerorganisaties die hen kunnen helpen.

Binnen OKAN wordt weliswaar actief aan die thema's gewerkt, zowel tijdens de lessen als in de begeleiding van de vervolgschoolcoaches, die OKAN-leerlingen ondersteunen in hun overstap van onthaal- naar vervolgonderwijs, maar er zijn nog steeds veel kansen die onderbenut blijven en we merken dat de drempels voor OKAN-jongeren nog steeds bijzonder hoog blijven.

Een verhoogde kennis van het bestaande aanbod aan onderwijs- en welzijnspartners bij leerlingen, leerkrachten en begeleiders, het samenstellen van multidisciplinaire teams binnen OKAN-scholen met voldoende expertise, en gemeenschappelijke aandacht voor de toeleiding van OKAN-jongeren naar welzijnswerk en andere partners die reële ondersteuning kunnen bieden, blijven daarom van groot belang. Enkel zo kunnen we werk maken van het wegwerken van bestaande drempels die de kansen van deze groeiende groep leerlingen in de weg staan.

46

Deeltijds onderwijs

Sinds de start van de uitrol van duaal leren en de integratie van deeltijds onderwijs zijn er bezorgdheden geuit door scholen, partners en belanghebbenden over de risico’s van deze veranderingen; met name het wegvallen van de ondersteuning en opvolging voor jongeren die na een moeilijk schooltraject terechtkomen in deeltijds onderwijs.

Het Vlaamse beleid heeft ervoor gekozen deze bezorgdheden te negeren. Hierdoor hebben de vroegere centra deeltijds onderwijs (cdo’s) een extra taak gekregen: het bieden van een voltijds programma voor alle jongeren, zonder extra financiering. Deze taak legt een zware last op de cdo’s, zowel organisatorisch als pedagogisch/didactisch.

Er zijn nog enkele aanvullende bezorgdheden over de overgang van deeltijds onderwijs naar duaal leren:

  • Veel leerlingen zijn niet voorbereid om een duaal traject te beginnen. De eisen worden hoog gelegd, terwijl de nodige ondersteuning vooraf onvoldoende is.
  • Jongeren in de tweede graad die zich in een opstartfase bevinden, kunnen onder bepaalde voorwaarden een kwalificatie behalen, maar in de derde graad is dit niet mogelijk. Er wordt ook geen mogelijkheid geboden voor een (laagdrempeliger) stagecontract bij een duale werkgever.
  • Trajectbegeleiders zijn cruciaal voor het succes van een duale opleiding, maar hiervoor is  geen extra financiering beschikbaar.
     

Het aantal jongeren met een grote ondersteuningsnood groeit gestaag. Twee derde van de jongeren in het (vroegere) deeltijds onderwijs is niet in staat om leren en werken te combineren. In Gent gaat dit om 400 van de 600 jongeren, en op Vlaams niveau om 6000 van de bijna 9000 jongeren. Jongeren uit het voltijds onderwijs met ondersteuningsnood worden hierbij nog niet meegerekend.

Er is een dringende behoefte aan extra ondersteuning binnen onderwijs, zowel intern als extern:

  • Er is behoefte aan extra inzet op persoonlijk ontwikkelingstrajecten met aandacht voor het aanleren en het valoriseren van competenties, zowel binnen als buiten hun onderwijstraject.
  • Er is behoefte aan aanvullende leer- en (deel)kwalificatiemogelijkheden, zodat jongeren een perspectief kunnen behouden of krijgen.

47

De vraag naar huiswerkbegeleiding voor leerlingen van het secundair onderwijs is groot en het aanbod is ontoereikend

De grote nood aan huiswerkbegeleiding in het secundair onderwijs kan niet worden opgevangen door het aanbod binnen de schoolcontext. Ook het aanbod buiten de schoolcontext is ontoereikend. Voor het secundair onderwijs is het moeilijker om vrijwilligers te vinden, wat leidt tot enorme wachtlijsten. Dit hypothekeert de onderwijskansen van kinderen uit kwetsbare gezinnen.  

Uit de gegevens blijkt dat 7 van de 20 erkende en gesubsidieerde organisaties die huiswerkbegeleiding aanbieden, momenteel wachtlijsten registeren. Bij deze 7 organisaties staan in totaal 470 leerlingen op een wachtlijst. Aangezien niet alle organisaties deze lijsten bijhouden, vertegenwoordigen deze cijfers slechts een deel van de totale vraag naar begeleiding. Bovendien zijn er geen specifieke cijfers beschikbaar voor het secundair onderwijs, omdat de meeste organisaties zich richten op kinderen en jongeren in het basisonderwijs.

48

Wooncrisis®

Sociaal wonen: 

De wooncrisis blijft een groot probleem met een tekort aan sociale woningen. Mensen zijn blij met betaalbare sociale huisvesting, maar een lagere woonkwaliteit, slechte dienstverlening en moeilijke communicatie veroorzaken veel frustratie. Slecht onderhoud schaadt de meest kwetsbare bewoners en de communicatie voelt kil en neerbuigend aan. Thuispunt erkent het probleem en probeert het te verbeteren, maar op verschillende locaties ervaart men geen verbetering. 
 
Voorbeelden van problemen zijn onvriendelijk onthaal, onduidelijke brieven, moeilijk bereikbare contactpersonen en lange wachttijden voor de technische dienst. Onderhoud en reparaties laten lang op zich wachten, soms met gevaarlijke gevolgen. Bijvoorbeeld, in een woonblok moest een mindermobiele bewoner heel lang wachten op herstelling van de lift waardoor hij weken opgesloten zat. Thuispunt geeft aan dat herstelwerkzaamheden door externe diensten worden uitgevoerd, wat vertragingen veroorzaakt. 
 
De sociale woningmarkt is moeilijk toegankelijk door groeiende wachtlijsten en leegstand van woningen die gerenoveerd moeten worden of na renovatie blijven leegstaan. Leegstand veroorzaakt een gevoel van onveiligheid bij bewoners. Bijvoorbeeld: dichttimmeren als preventiemaatregel wordt negatief ervaren en zorgt voor daling van de leefbaarheid. Er is behoefte aan meer sociale partners en extra partners zoals een flatwachter. 
 
De huurprijs van een sociale woning is gebaseerd op de belastingaangifte van drie jaar geleden, wat problematisch kan zijn bij inkomensveranderingen. Aanpassing van de huurprijs is alleen mogelijk als het inkomen gedurende drie maanden 20% lager is. 
 
Sommige gezinnen moeten binnen een maand verhuizen om een aangeboden woning niet te verliezen, wat dubbele huur en extra kosten met zich meebrengt. Bijvoorbeeld, een gezin moest binnen een maand verhuizen naar een nieuwe sociale woning, wat leidde tot dubbele huurkosten. 
 
Sinds 1 januari 2023 is de taalvoorwaarde A2 door Vlaanderen ingevoerd om in aanmerking te komen voor een sociale woning, wat anderstalige nieuwkomers discrimineert. Wonen is de sleutel tot een menswaardig bestaan. Het is noodzakelijk om verder in te zetten op het recht op wonen voor alle Gentenaren. Zie ook eis 3, 17 en 19 in de campagne "Recht op betaalbaar wonen, geen enkel mens op straat". 
 
Positieve noot: Het vernieuwde inschrijvingsformulier voor sociale woningen is een stap in de goede richting. Het formulier is gebruiksvriendelijker en zorgt voor een efficiënter inschrijvingsproces, wat de toegankelijkheid voor nieuwe huurders verbetert. Daarnaast is het positief dat woningen gerenoveerd worden, maar als ze na renovatie leeg blijven staan, roept dit vragen op bij kandidaten. Er is een duidelijke nood aan een transparante wachtlijst om deze problemen aan te pakken. 

Privé-wonen:

De belangrijkste drempel voor een toegankelijke private huurmarkt blijft het onvoldoende aanbod aan betaalbare woningen. Door de hoge vraag kunnen verhuurders de drempels verhogen, waardoor kwetsbare mensen moeite hebben om een woning te huren in Gent. Het tekort aan betaalbare woningen en het onevenwicht tussen vraag en aanbod geven verhuurders de mogelijkheid om strenge voorwaarden te stellen. Voor kansarme Gentenaars vormen de complexe procedures en strenge eisen voor extra hindernissen. Immokantoren eisen vaak dat je een huurprofiel aanmaakt met persoonlijke en inkomensgegevens, wat mensen in armoede uitsluit van bezichtigingen. Dit ontmoedigt velen om via deze kantoren een woning te zoeken. Als je al een afspraak kunt maken, moet je online of per e-mail een kandidatuur indienen met financiële gegevens, waarna je vaak niets meer hoort of te horen krijgt dat de woning al verhuurd is. 

Particuliere verhuurders vragen vaak als eerste of men alleenstaand is, gevolgd door de vraag of men werkzaam is. Wanneer men aangeeft werkzoekend te zijn of een leefloon te ontvangen, wordt er vaak ineens gesproken over een "optie" op de woning, waardoor bezichtiging niet mogelijk is. Deze obstakels maken het buitengewoon moeilijk voor kansarme mensen om toegang te krijgen tot de private huurmarkt. 

De wooncrisis blijft een substantieel probleem met een tekort aan betaalbare (huur)woningen. Bovendien is de kwaliteit van betaalbare huurwoningen zorgwekkend. Een lagere woonkwaliteit heeft invloed op de gezondheid van bewoners en brengt financiële gevolgen met zich mee. Mensen durven geen stappen ondernemen met betrekking tot kwaliteitsproblemen uit angst hun woning te verliezen. 

 

49

Noodkopers

Door de schaarste op de huurmarkt en de lange wachttijden voor sociale woningen, zijn gezinnen vaak genoodzaakt om snel een woning aan te kopen. Vanwege de hoge aankoopprijzen van huizen en appartementen in Gent, wijken zij vaak uit naar gebieden buiten de stad. Dit brengt hen in een nieuwe omgeving, waar ze opnieuw een sociaal netwerk moeten opbouwen, de buurt moeten leren kennen en zich opnieuw moeten integreren. Voor gezinnen in een kwetsbare situatie betekent dit een extra uitdaging, omdat er in deze nieuwe omgeving vaak een minder sociaal ondersteuningsaanbod is dan voorheen.

Daarnaast zijn deze noodkopers vaak niet op de hoogte van de renovatieverplichtingen die de Vlaamse overheid oplegt bij energie-onzuinige woningen. Financieel kwetsbare gezinnen in Gent vinden, soms via organisaties, hun weg naar initiatieven zoals Gent knapt op. Zo kunnen inwoners met beperkte financiële middelen via het OCMW beroep doen op het Noodkoopfonds (NKF). Helaas wordt er vanuit gemeenten en de Vlaamse overheid onvoldoende informatie verstrekt over de mogelijkheden van het NKF voor noodzakelijke renovaties.

Ook bij het afsluiten van een hypothecaire lening verloopt de communicatie, bijvoorbeeld via het Vlaams Woningfonds, vaak enkel in het Nederlands en in complex taalgebruik. Dit vormt een probleem voor anderstalige of laaggeletterde kopers. Zo had een gezin geen schuldsaldoverzekering, en een ander gezin begreep de betalingsvoorwaarden niet goed, wat leidde tot problemen met het afbetalingsplan.

50

Hoge kosten voor EGW in ruil voor gebrekkig onderhoud in woonblokken met veel kwetsbare bewoners

Bewoners van grote woonblokken in kwetsbare wijken hebben te maken met extreem hoge water- en energiefacturen. Tegelijkertijd bevinden deze gebouwen zich vaak in slechte staat door gebrek aan onderhoud; met problemen zoals waterlekken, kapotte deuren, slecht onderhouden gangen en geuroverlast. Bij sociale huisvesting is er bovendien een gebrek aan transparantie en duidelijke communicatie over huurlasten, facturen en de opvolging door de woonmaatschappij. Voorbeelden hiervan zijn:

  • De sociale hoogbouw in Nieuw-Gent, Meulestede en Watersportbaan (Borluut, Anseele, Charles Andrieslaan) en de sociale woningen in de Verpleegsterstraat. Huurders rapporteren hoge energiefacturen en veel schimmel- en vochtproblemen zonder structurele oplossingen.
  • Een blok in de Scandinaviëstraat met een 300-tal eigenaars, waaronder veel kwetsbare bewoners en gezinnen die hun hypothecaire lening met moeite kunnen afbetalen. Deze bewoners ontvingen hoge afrekeningen voor jaarlijkse kosten, variërend tussen €1.200 en €3.600, ondanks dat ze maandelijks een voorschot van €370 betalen voor energie en andere onkosten zoals lift, verwarming en water. Elke eigenaar moest ook €7000 betalen voor het repareren van de verwarming. Bewoners die hun facturen niet kunnen betalen, hebben geen toegang meer tot hun verwarming.

Er bestaan mogelijkheden tot energiescans, maar dit is niet algemeen gekend binnen het werkveld.

Daarnaast zijn er veel hygiëneproblemen, met meldingen van bedwantsen en kakkerlakken. Er wordt een box op de parking geplaatst om zitdagen te organiseren en te onderzoeken hoe bewoners geholpen kunnen worden, maar de stad kan maar beperkt handelen omdat de appartementen in privébezit zijn.

In Nieuw Gent zijn er al drie van deze oude, slecht geïsoleerde woonblokken afgebroken. De volgende drie zullen binnenkort volgen. Ze worden vervangen door nieuwe, lagere, energiezuinige sociale woonblokken als onderdeel van het stadsvernieuwingsproject Nieuw Gent vernieuwt.

51

Kinderen en jongeren kwetsbaar voor online pesten en cybercriminaliteit

Scholen en jongerenorganisaties blijven signaleren dat sociale media een probleem vormen met betrekking tot online pestgedrag en haatberichten. Volgens de politie wordt 1 op de 4 jongeren tussen 12 en 18 jaar slachtoffer van cyberpesten. Vooral Telegram is een zorgwekkend platform, zoals in mei 2024 werd aangetoond door het Tv-programma Factcheckers. Het onderzoek bereikte zelfs het Europees Parlement, maar controle over het platform blijft moeilijk. Telegram verspreidt complottheorieën en moedigt geweld, criminaliteit, en de verkoop van wapens en drugs aan, wat gebruikers van het platform onder druk zet.
Jeugdwerkers ontvangen ook steeds meer meldingen van jongeren die actief zijn op Telegram en te maken krijgen met schadelijke berichten en activiteiten. De zorgen nemen toe, vooral omdat het platform niet gecontroleerd kan worden en de problemen blijven groeien.

Organisaties zoals het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB), Gezinsbond en Child Focus richten zich vooral op preventie en ondersteuning bij online risico’s voor kinderen en jongeren. De lokale politie van Gent biedt ook een webpagina aan met uitleg, links en tips over dit onderwerp. Daarnaast verzamelt GIDS, de digitale inspiratiebank voor diversiteit op school van Stad Gent, materiaal over mediawijsheid.

In maart 2023 diende het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie (BIPT) een resolutievoorstel in om jonge kinderen te beschermen tegen ongepaste online-inhoud. Het BIPT heeft nu de verantwoordelijkheid om toezicht te houden op Telegram in Europa, waardoor klachten over de inhoud van Telegram bij hen kunnen worden ingediend. Dit is een nieuwe bevoegdheid voor het BIPT, die samenwerkt met nationale en Europese reguleringsinstanties. Het is echter nog onduidelijk welke concrete mogelijkheden dit biedt voor striktere regulering en controle, zowel op lokaal als Europees niveau.

Hoewel er veel meldingen zijn van online pesten en cybercriminaliteit, is er een duidelijk gebrek aan samenhangend of volledig cijfermateriaal. De beschikbare data zijn verspreid over verschillende onderzoeken, waardoor een compleet overzicht ontbreekt. Dit maakt het moeilijk om de werkelijke omvang van het probleem in te schatten en effectief aan te pakken.

52

Digitalisering zorgt voor uitsluiting en verhoogt de druk op de eerstelijn®

Digitalisering zorgt voor uitsluiting en verhoogt de druk op de eerstelijnszorg. Organisaties en (overheids-)diensten lanceren steeds vaker online toepassingen en zetten minder in op fysieke en telefonische bereikbaarheid. Een drang naar 'efficiëntie' en financiële beheersbaarheid verlaagt de toegankelijke frontoffice dienstverlening. De meeste websites zijn niet toegankelijk voor laaggeletterden, zowel door digitale ontoegankelijkheid als door de opbouw en taalgebruik. Diensten zijn vaak enkel online bereikbaar, afspraken moeten online gemaakt worden en voor opvolging of vragen word je doorverwezen naar contactcenters, waardoor dossieropvolging ontbreekt.

De digitalisering van de maatschappij heeft gevolgen voor de toegang tot essentiële diensten en voor de rechten van de meest kwetsbaren die dit opgelegde tempo niet kunnen bijhouden. Veel burgers hebben onvoldoende digitale vaardigheden en/of mogelijkheden om de online toepassingen te gebruiken. De groep die niet mee kan groeit en wordt diverser, waardoor steeds meer burgers problemen ervaren om beroep te doen op (overheids-)diensten.

Organisaties en (overheids-)diensten werken idealiter volgens het click-call-connect-principe: eerst doorverwijzen naar de website (click), dan helpen via telefoon of e-mail (call), en als laatste mogelijkheid via een persoonlijke afspraak (connect). De tweede en derde stap (call en connect) vallen echter vaak weg, waardoor de toegankelijkheid van diensten verlaagt.

De digitale kloof treft kwetsbare groepen zoals ouderen en laaggeletterden extra hard, wat leidt tot uitsluiting en verminderde zelfredzaamheid. Steeds meer mensen hebben ondersteuning nodig bij eenvoudige administratieve handelingen, wat hun privacy beïnvloedt doordat ze gevoelige gegevens moeten delen met kennissen of professionals. Deze ondersteuningsvragen komen vaak terecht bij laagdrempelige nulde- en eerstelijnshulpverlening, zoals maatschappelijk werk in wijkgezondheidscentra en OCMW, stekwerkingen van SAAMO en inloopteams. Dit verhoogt de druk op deze eerstelijnshulpverlening.

Voorbeelden:

  • Onthaal neemt samen met cliënten contact op met energieleveranciers en schuldeisers, waardoor hun contactgegevens in het dossier van de cliënt terechtkomen. Briefwisseling komt dan bij hen terecht, terwijl dit niet voor hen bestemd is.
  • Herinschrijven op de wachtlijst voor sociale woningen vereist een werkende itsme-account.
  • Bij het te laat indienen van een belastingaangifte riskeer je een boete en belastingverhoging als je niet binnen 14 dagen je aangifte doet. Mensen die de taal niet machtig zijn, laaggeletterd zijn en niet mee zijn met de digitalisering zijn hier vaak de dupe van.
  • Digitale toestellen zijn onbetaalbaar en oudere toestellen zijn vaak niet veilig of bruikbaar voor itsme, online bankieren of belangrijke apps en overheidswebsites.
  • Er wordt te weinig geïnvesteerd in papieren wijkcommunicatie. Bewoners zijn onvoldoende op de hoogte van activiteiten, beslissingen van het stadsbestuur en aanspreekpunten in hun wijk.
  • De aanvraag van een huuraanpassing voor een sociale woning kan enkel nog digitaal.
  • Documenten voor het groeipakket moeten digitaal worden ingediend. Hoewel fysieke indiening wettelijk mogelijk is, is het voor ouders niet duidelijk hoe dit kan.
  • Scholen communiceren met ouders en leerlingen via smartschool en andere digitale platformen. Facturen worden vaak per mail verzonden.
  • De aanmelding voor het onderwijs gebeurt digitaal. De inschrijving op school verloopt op sommige scholen digitaal en op andere scholen fysiek.
  • Mensen zonder digitale identiteitskaart (zoals mensen met voorlopig verblijf) worden vaak uitgesloten, bijvoorbeeld bij het raadplegen van documenten. Gentinfo en andere eerstelijnsdiensten helpen soms door documenten af te drukken, maar dit is geen structurele oplossing.
  • Bij veel diensten zoals banken, vakbonden, ziekenfondsen, energieleveranciers en de politie verdwijnen de loketten, wat de fysieke bereikbaarheid vermindert.
  • Veel winkels, restaurants en koffiehuizen accepteren geen contante betalingen meer, hoewel dit wettelijk verplicht is. Kwetsbare mensen (door armoede, leeftijd of beperking) hebben vaak geen krediet op een kaart of betalen liever contant om overzicht te houden.
  • De federale overheidsdienst sociale zekerheid is telefonisch niet bereikbaar. Als het online indienen van een aanvraag (bijvoorbeeld erkenning handicap) niet lukt, krijg je geen verdere hulp.
  • De jobbonus moet online worden aangevraagd via itsme of telefonisch via een nummer van de Vlaamse overheid. Er is geen 'live' alternatief, waardoor veel vragen over de jobbonus bij eerstelijnswerkers terechtkomen.
  • Mutualiteiten verzenden per email PDF-documenten die mensen moeten invullen en tekenen. Veel laaggeletterden hebben geen printer en kunnen dit dus niet doen. Vaak wordt niet duidelijk vermeld dat het document ook per post kan worden ontvangen.

53

Onthaal politie niet altijd vlot toegankelijk

Aangifte doen bij de politie is alleen mogelijk op afspraak, die online of telefonisch via de wijkcommissariaten gemaakt kan worden. Het kan echter enkele dagen duren voordat een afspraak beschikbaar is. Dit brengt risico’s met zich mee, vooral voor minderjarigen zonder begeleiding van een ouder of zorgfiguur of voor bepaalde feiten. Er zijn meldingen van minderjarigen die, ondanks ernstige feiten, aan het loket van het commissariaat worden verwezen naar de online aangifte.

Een voorbeeld hiervan is het geval van een 13-jarig meisje dat, samen met haar eveneens minderjarige zus, aangifte wilde doen bij een politiecommissariaat van een niet-recent geval van verkrachting. Ze werd echter doorverwezen naar de online tool zonder dat ze haar verhaal kon doen.

Naar aanleiding van dit signaal uit de signalenbundel van 2023:

  • Zijn er contacten geweest met brugfiguren uit het secundair onderwijs om beter inzicht te krijgen in de procedures voor het indienen van klachten en om te onderzoeken hoe professionals jongeren kunnen ondersteunen bij dit proces.
  • Kregen onthaalmedewerkers van de politie een workshop over hoe zij slachtoffers van seksueel geweld beter kunnen ondersteunen aan de balie. Deze workshop zal in 2024 opnieuw worden gegeven.

54

Problemen en wachttijden bij uitbetalingen van uitkeringen

Er zijn aanzienlijke problemen en lange wachttijden voor de eerste uitbetalingen van verschillende uitkeringen.

De veelheid aan - en moeilijk te begrijpen - papierwerk zorgt ervoor dat dossiers niet in orde raken. Veel mensen werken in sectoren waar werkgevers de personeelsadministratie niet altijd nauwkeurig bijhouden, wat leidt tot vastlopende zaken. Hierdoor vallen mensen vaak maanden of langer zonder inkomen en hebben ze geen reserves of netwerk om op terug te vallen. De stap naar overbrugging door OCMW wordt vaak als persoonlijk falen ervaren.

Voorbeelden:

  • Lange wachttijden bij het uitbetalen van werkloosheidsuitkeringen door de werkloosheidsdienst van vakbonden, soms maanden tot een jaar. De diensten zijn onvoldoende toegankelijk en moeilijk bereikbaar.
  • Een persoon had een ongeval op weg naar het werk. Na vier maanden erkende de verzekering het ongeval niet vanwege een fout op het inlichtingenformulier. De persoon heeft nog steeds geen uitkering.
  • Iemand wacht nog steeds op de uitbetaling van een corona-uitkering bij de vakbond. Ondanks meerdere bezoeken aan het kantoor en het indienen van extra papieren, is het nog steeds niet in orde. De persoon schakelde over naar de Hulpkas, maar de vakbond zegt nu dat ze niet kunnen helpen omdat de persoon geen lid meer is.
  • Iemand die medisch deeltijds werkt wacht al maanden op een uitkering van de mutualiteit. Na meerdere contacten met het contactcenter en het opnieuw indienen van documenten, is er nog steeds geen betaling. Antwoorden van het contactcenter komen via een noreply mailadres. De zaken blijven aanslepen zonder vaste dossierbehandelaar, waardoor de betrokkene maanden later nog steeds geen achterstallige uitkering heeft ontvangen.

Een deel van het probleem ligt bij de moeilijke bereikbaarheid van diensten. Tijdens de Covidcrisis werden SPOC-nummers (Single Point Of Contact) geactiveerd voor hulpverleners om dossiers op te starten en op te volgen, maar dit was slechts een gedeeltelijke oplossing. Veel hulpverleners weten niet of deze nummers nog actief zijn of zijn niet op de hoogte van hun bestaan. Daar waar ze bestaan en gekend zijn betekenen ze een ware ondersteuning en zijn ze een grote hulp om helderheid te krijgen in het dossier. Wat schort er, wat dient er nog te gebeuren, ... zijn vragen die dan een antwoord krijgen. Op die manier kunnen maatschappelijk werkers efficiënter ondersteuning bieden bij het in orde brengen van het dossier.

55

Ontoegankelijke informatie belemmert het uitputten van rechten

Het verstrekken van correcte en duidelijke informatie is een essentiële stap in het toegankelijk maken van het beleid en het toekennen en uitputten van rechten. 

Uit onderzoek blijkt dat bijna de helft van de volwassenen in Vlaanderen het moeilijk heeft met het vinden, begrijpen en toepassen van informatie. De geletterdheid in Vlaanderen ligt waarschijnlijk nóg lager dan deze inschatting.  

Een analyse van Unia en het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting toont aan dat vooral kwetsbare mensen het hardst getroffen worden door onduidelijke communicatie. Onder deze groep mensen verstaat men: mensen met een laag inkomen, een beperkte scholing, een lage geletterdheid, ouderen en personen met een beperking, die sociaal-economisch of cultureel in een moeilijke situatie verkeren.  

Een concreet voorbeeld van dit probleem is dat veel mensen moeite hebben om belangrijke documenten zoals facturen, boetes en officiële brieven te onderscheiden.

Ook ondersteunende diensten worden geconfronteerd met communicatie die bestaat uit moeilijke woorden, lange zinnen, weinig of geen afbeeldingen, lange tekstblokken, enz. Dit zorgt ervoor dat de informatie niet goed of verkeerd begrepen wordt. Zelfs hulpverleners moeten vaak meerdere keren officiële brieven lezen of woorden opzoeken om ze te kunnen ontcijferen.

Organisaties zoals De Zuidpoort zetten in op het ontwikkelen en verspreiden van begrijpbare communicatie, zoals verklarende infographics bij verkiezingen, het centraal inschrijvingsregister, belastingen en meer. Hulpmiddelen zoals de app Lees Simpel, die moeilijke brieven toegankelijker maakt, zijn waardevol, maar nog te weinig gekend bij zowel de doelgroep als hulpverleners.

56

De wachtlijsten bij thuis- en poetsdiensten zorgen voor problemen

Het was al moeilijk om een poetsdienst te regelen voor mensen met een zorgnood, maar door de verkorte ziekenhuisopnames is de vraag nog verder toegenomen. Voorheen kon dit deels worden opgevangen door de overbruggingshulp vanuit de Lokale Dienstencentra, maar dit aanbod is inmiddels ook stopgezet. Uit onderstaande tabel blijkt dat in Gent het grootste aantal openstaande vacatures die voor schoonmakers bij mensen thuis is.

Openstaande vacatures

https://gent.buurtmonitor.be/dashboard/dashboard/arbeidsmarktkrapte-en-mismatch)

57

Hoewel meer mensen toegang hebben tot rechtstreeks toegankelijke hulp bij VAPH en Opgroeien, blijven de wachttijden toenemen

Heel wat begeleidingsvormen binnen VAPH en het Agentschap Opgroeien zijn al een aantal jaar rechtstreeks toegankelijk. Het zorgt ervoor dat meer mensen gebruik kunnen maken van deze begeleidingsvormen die onder Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (RTH) vallen.

In 2020 kregen 27.600 mensen RTH-ondersteuning, in 2023 is dat aantal gestegen naar 33.149.
De verhoogde toegankelijkheid zorgt ervoor dat er steeds meer gebruik gemaakt wordt van deze dienstverlening, zodat wachttijden blijven groeien ondanks de groei in middelen. Bovendien is het niet evident om een overzicht te vinden van welke voorzieningen welke vorm van rechtstreeks toegankelijke hulp aanbieden, en welke wachttijd men mag verwachten.

Een lokale of regionale gemeenschappelijke profilering van rechtstreeks toegankelijke hulp zou een grote meerwaarde zijn voor zowel gebruikers als doorverwijzers.

58

Er zijn opnieuw wachtlijsten voor assistentiewoningen of opname in een woonzorgcentrum

De uitdagingen van woonzorgcentra in een post-COVID-wereld worden onvoldoende belicht. Er is nood aan innovaties in de ouderenzorg om toekomstige gezondheidscrisissen beter het hoofd te bieden. Investeren in de infrastructuur en het personeelsbeleid van woonzorgcentra is essentieel om deze toekomstbestendig te maken, met meer aandacht voor hygiëne, gezondheidsveiligheid en mentale zorg voor zowel bewoners als personeel.

De oversterfte veroorzaakt door COVID werkte de wachtlijsten in de woonzorgcentra weg, maar deze zijn terug van weggeweest. Er ontbreekt transparantie in verband met de wachtlijsten. Wanneer het gaat om een dringende opname, kunnen ouderen zelden naar het woonzorgcentrum van voorkeur en moeten tussentijd elders wachten. Er is opnieuw minder plaats en te weinig kortverblijven in verhouding tot de vraag. Kortverblijven kunnen weinig garanties geven over de eindtermijn van een verblijf, waardoor er weinig turnover is. Langs de andere kant blijven ouderen langer thuis waardoor ze gemiddeld korter verblijven in een definitieve opname. Herstelverblijven in woonzorgcentra worden ook vaak gebruikt naast kortverblijven om verder te herstellen.

59

Te lange wachttijd voor gespecialiseerde GGZ voor jongeren leidt tot schrijnende situaties

De eerstelijns geestelijke gezondheidszorg begeleidt veel jongeren met (matige) psychische problemen. Vanwege de lange wachtlijsten verloopt doorstroming naar gespecialiseerde hulp moeilijk wanneer dat nodig is. De lange wachttijden in de geestelijke gezondheidszorg voor jongeren leiden tot schrijnende situaties voor zowel de jongeren zelf als hun gezinnen.

60

De wachtlijsten voor psychologen die onder de conventie werken is een probleem.

Er zijn verschillende signalen dat er wachtlijsten zijn voor eerstelijns klinisch orthopedagogen of klinisch psychologen (KOKP). Daartegenover staat dat sommige verwijzers een drempel ervaren om samen te werken met en/of door te verwijzen naar “nieuwe/nog ongekende” KOKP.

Er wordt getracht de wachttijden bij de verschillende KOKP weer te geven op de website. De wachttijden up-to-date houden op de website is de verantwoordelijkheid van elke KOKP, maar vermoedelijk zal niet elke KOKP dit even nauwgezet bijhouden, waardoor er soms onduidelijkheid kan ontstaan.

Daarnaast stelt men ook vast dat sommige verwijzers geen rekening houden met de doelstellingen en de doelgroep van de conventie, waarbij ook burgers die niet in aanmerking komen voor een begeleiding binnen de conventie ELP toch worden doorverwezen. Dit komt de eventuele wachttijden niet ten goede.

61

Druk op de eerstelijn®

Binnen de sectoren van de kinderopvang, onderwijs, gezondheids- en welzijnszorg blijft de werkdruk hoog, mede door het niet kunnen invullen van vacatures. De grafieken hieronder tonen duidelijk dat schoonmakers, verpleegkundigen, zorgkundigen, begeleiders in de kinderopvang en leerkrachten de beroepen zijn met de meeste openstaande vacatures.

Deze sectoren kampen met complexe vragen en wachtlijsten. Er ontstaat een vicieuze cirkel: de zware werkdruk leidt tot meer stress en minder motivatie om deze banen te vervullen, wat de werkdruk verder verhoogt en de aantrekkelijkheid van deze beroepen nog verder verlaagt.

www.samvzw.be/sites/default/files/2023-03/230323_Druk_op_de_1ste_lijn_tekst.pdf

62

Aanvraag pro-deo advocaten verloopt problematisch

Het aanvragen van een pro-deo advocaat verloopt vaak problematisch. Hoewel het Bureau voor Juridische Bijstand snel reageert op aanvragen, nemen toegewezen advocaten vaak te laat actie door tijdgebrek. Er is een tekort aan pro-deo advocaten, mede doordat ze pas na 2 à 3 jaar worden betaald, wat de bereidheid om deze zaken op te nemen vermindert.

De aanvraagprocedure is ingewikkeld en vereist diverse documenten, wat voor kwetsbare mensen een grote uitdaging vormt. Hoewel het bureau kan ondersteunen bij de aanvraag, blijft het een moeilijke taak voor degenen die het meest nodig hebben. Daarnaast word door advocaten vaak vakjargon gebruikt dat voor cliënten moeilijk te begrijpen is.

Veel advocaten zetten zich onvoldoende in voor kwetsbare cliënten, waardoor vrijwilligersorganisaties regelmatig moeten aandringen om de juridische bijstand te verkrijgen waar cliënten recht op hebben. In sommige gevallen vragen pro-deo advocaten nog steeds contant geld van hun cliënten.

Er zijn twee soorten bijstand: volledig gratis en met een beperkte bijdrage. Kom je in aanmerking voor volledige kosteloze juridische bijstand, dan hoef je niets te betalen aan de toegewezen advocaat. Bij gedeeltelijke bijstand betaal je een bijdragen van 25 tot 125 euro per dossier, vastgesteld door het Bureau voor Juridische Bijstand volgens wettelijke normen.

Uitzonderlijk kunnen, wanneer jouw advocaat je in een financieel gunstigere positie brengt,  extra erelonen worden aangerekend. Dit gebeurt alleen met goedkeuring van het bureau en is wettelijk begrensd.

63

Druk op vrijwilligerswerk®

Vrijwilligerswerk speelt een cruciale rol in aanvulling op professionele hulpverlening, maar wordt steeds vaker als structurele oplossing ingezet voor tekortkomingen in beleid en personeelstekorten, vooral door de druk op de eerstelijnszorg. Door de toenemende armoede en complexere hulpvragen, mede veroorzaakt door opeenvolgende crisissen, groeit de druk op vrijwilligersorganisaties. Tegelijkertijd verandert het vrijwilligersengagement: vrijwilligers worden ouder, minder langdurig betrokken en hebben meer specifieke begeleiding nodig; wat niet altijd beschikbaar is door de hoge druk op de organisaties.

Veel vrijwilligers komen uit kwetsbare achtergronden en hebben zelf extra ondersteuning nodig, wat vaak ontbreekt. Dit zorgt voor negatieve ervaringen en drempels voor mensen in kwetsbare posities die vrijwilligerswerk willen doen, zoals angst voor verlies van uitkeringen.

Organisaties hebben moeite om sterke vrijwilligers te vinden, vooral voor wekelijks engagement, en stoppen soms met vrijwilligerswerk. De vermaatschappelijking van de zorg legt meer druk op vrijwilligers. Er is een gebrek aan voldoende begeleiding, ondersteuning, coaching en waardering van vrijwilligers, wat essentieel is voor positieve effecten van vrijwilligerswerk.

Vrijwilligersorganisaties kampen met administratieve lasten en onvoldoende ondersteuning, vooral bij het werken met mensen in arbeidszorgtrajecten. De hulpvragen nemen toe in aantal, diversiteit en complexiteit, en er is een stijgende vraag naar voedselhulp. Er zijn te weinig duurzaam inzetbare vrijwilligers, en de bestaande vrijwilligers zijn vaak ouder of hebben een arbeidshandicap.

Vrijwilligers voelen zich overbelast en maken zich zorgen over de toekomst van vrijwilligerswerk. Logistieke problemen zoals verouderde gebouwen, gebrek aan opslagruimte en slechte infrastructuur belemmeren de efficiëntie van voedselondersteuning. Communicatiemoeilijkheden met anderstaligen en tekort aan begeleiding van bepaalde hulpvragers vergroten de druk op vrijwilligersorganisaties.

64

Door besparingen in de zorg vallen veel zorgverstrekkers terug op hun kerntaak of nieuwe tijdelijke projecten

Organisaties worden gedwongen om voortdurend op zoek te gaan naar tijdelijke subsidies. Dit heeft vaak een dubbel gevolg:

  1. De organisaties vallen terug op hun kerntaken en investeren minder in netwerkontwikkeling, samenwerking, afstemming of overleg. Dit gaat ook ten koste van tijdsinvestering in preventie of wijkwerking, nochtans belangrijke elementen met een groot lange termijn effect
  2. Ze gaan op zoek naar bijkomende middelen via een aantal quick-win eigen projecten, waardoor minder tijd en ruimte is om te participeren in zinvolle projecten van andere organisaties.

Hierdoor komen samenwerkingen met andere actoren op het terrein onder druk te staan. Dit is jammer, vermits de meest complexe situaties vaak een intersectorale benadering vragen.

65

De afbouw van de loketfunctie zorgt voor een verminderde dienstverlening

Algemene dienstverlening gaat achteruit door de vermindering of zelfs afschaffing van de loketfunctie en het sluiten van fysieke kantoren. Dit geldt voor heel wat diensten en organisaties. Maar deze algemene tendens wordt in eerste instantie sterk doorgevoerd bij banken, maar ook binnen de zorg komt deze tendens steeds meer en meer voor. Dit maakt het moeilijker voor klanten om persoonlijk contact te krijgen. Telefonische menu's zijn vaak ingewikkeld, en via chat worden klanten vaak doorverwezen naar andere pagina's op de website, wat het proces frustrerend maakt.
Voor mensen met weinig of geen digitale vaardigheden, zoals veel gepensioneerden, is de toegankelijkheid hierdoor erg beperkt.

De afbouw van de loketfunctie vormt geen probleem voor digitaal vaardige mensen; integendeel, de digitale toegang geeft hen vaak efficiëntiewinst. Maar voor mensen die niet over de digitale vaardigheden beschikken (en deze misschien nooit zullen kunnen verwerven), werkt dit de ontoegankelijkheid in de hand. Alleen vermogende klanten krijgen nog persoonlijke begeleiding via een personal bankier.

66

Langer in de gevangenis door geen huis

Vroegtijdige vrijlating hangt vaak af van het hebben van een vaste verblijfplaats. Door de precaire woningmarkt is het echter vrijwel onmogelijk om geschikte huisvesting te vinden als je net uit de gevangenis komt en geen inkomen hebt. Dit is nog moeilijker voor mensen met een beperking die aangewezen zijn op een assistentiewoning. Een woning regelen vanuit detentie is zo goed als onbegonnen werk, zeker als iemand geen netwerk heeft.

67

Dienstverlening De Lijn

De dienstverlening van De Lijn is ontoegankelijk op verschillende vlakken:

  • Steeds meer lijnen en haltes worden geschrapt, maar er wordt geen alternatief aangeboden. Daardoor geraken mensen die minder mobiel zijn niet meer op hun bestemming. Basisbereikbaarheid komt in het gedrang en mensen moeten veel meer overstappen dan vroeger om op hun bestemming te geraken.
  • De communicatie met De Lijn is ontoegankelijk. Telefoneren naar De Lijn kost veel geld en kan alleen via een centraal nummer. Je krijgt soms foutieve informatie over de dienstverlening (vb. over het verlaagd tarief).
  • Bij onderbrekingen van lijnen wordt er meestal geen alternatief voorzien. Er is bovendien een gebrek aan communicatie over de onderbreking.
  • Voor mensen die minder mobiel zijn is De Lijn fysiek moeilijk toegankelijk. Zij kunnen moeilijk opstappen op de bus door de hoge drempel t.o.v. het voetpad. Het actieplan vervoersarmoede plant een uitbreiding van het aantal toegankelijke haltes en biedt hier dus mogelijk (deels) een oplossing. Veel buschauffeurs vertrekken ook meteen na opstap, voordat mensen kunnen gaan zitten.
  • Veranderingen in bus- en tramroutes zorgen ervoor dat sommige leerlingen van school moeten veranderen omdat de bus of tram niet meer rechtstreeks van hun huis naar school gaat. Dit leidt tot de noodzaak van extra bussen.
  • Leerlingen komen te laat op school door deze veranderingen.
  • De Renoboot heeft geen openbaar vervoer in de buurt. Mensen moeten ongeveer een kilometer wandelen voordat ze bij een bushalte zijn.
  • De Lijn stopt ook niet meer bij het crematorium, waardoor mensen meer dan een kilometer moeten lopen en een drukke weg moeten oversteken om er te komen.
  • Een buggy wordt als bagage beschouwd, waardoor een moeder niet mocht instappen.
  • Administratieve kosten worden in rekening gebracht als je een verloren voorwerp terug wilt. Dit kost 12,25 euro aan administratieve- en verzendkosten, wat vooral bij kwetsbare doelgroepen hard aankomt.
  • Er is veel stress en verwarring over de nieuwe nummers en dienstregeling van De Lijn.
  • De veranderingen hebben een negatieve impact op de mobiliteit in de kwetsbaarste wijken en wijken die verder van diensten en voorzieningen liggen.
  • Omleidingen van De Lijn houden weinig rekening met mensen die slecht te been zijn, en de vervanghaltes liggen te ver.
  • Vanaf 15 jaar moet je betalen voor een Buzzy pass, wat leidt tot een hoge nood aan betaalbare mobiliteit voor deze leeftijdsgroep. Dit verhoogt de kans dat ze afhaken van school en vaker verder van huis moeten reizen voor onderwijs en vrijetijdskansen.
  • Het niet werken van apparatuur op de bussen waardoor abonnementen niet gescand kunnen worden, leidt tot stress en isolatie door het risico op boetes.

Bovendien gebeurt de ticket-controle op een manier die soms bedreigend overkomt en daardoor agressie uitlokt.

68

Rijbewijs®

Het behalen van een rijbewijs is tegenwoordig niet vanzelfsprekend. Dit heeft te maken met een aantal drempels:

  • Het theoretisch rijexamen kan enkel nog worden afgelegd in het Nederlands, Frans, Engels of Duits, en het is niet toegestaan een tolk mee te nemen. Voor mensen uit landen zoals bijvoorbeeld Slowakije, kan dit een uitdaging vormen.
  • Indien je het rijbewijs wil halen met een begeleider, heb je naast de begeleider ook een auto nodig, wat voor mensen met een beperkt netwerk niet evident is. Vanaf 1 maart 2024 is een vormingsmoment verplicht voor begeleiders van kandidaat-bestuurders die een 'voorlopig rijbewijs met begeleider' aanvragen. Ook het vormingsmoment voor de begeleider vormt een financiële en taalbarrière voor potentiële begeleiders.
  • Daarnaast zijn rijlessen bij een rijschool duur.

69

Succesvolle fietslessen in Gent kampen met lange wachtlijsten door beperkte capaciteit

Fietslessen zijn een succes en dragen bij aan gezondere inwoners en een leefbaardere stad, maar de capaciteit is onvoldoende, wat leidt tot lange wachtlijsten. Er worden slechts enkele cursussen per jaar georganiseerd, die snel vol zitten. Met de huidige middelen kunnen jaarlijks ongeveer 150 mensen deelnemen, terwijl er zo'n 300 mensen op de wachtlijst staan. Het aanbod van Stad Gent is dus te beperkt. Voor extra lessen wordt gekeken naar financiering via andere organisaties, maar dit blijkt vaak niet haalbaar.

Thema:

Mobiliteit

70

De nood aan veilige en toegankelijke nachtopvang

In de nachtopvang wordt elke vorm van agressie, racisme en grensoverschrijdend gedrag consequent gesanctioneerd. Het gevoel van onveiligheid is reëel en wordt erkend. Vaak moet je een kamer delen met iemand die je niet kent, wat bijdraagt aan dat gevoel van onveiligheid.

De nachtopvang is vaak al volgeboekt om 14:10 of 16:30 uur. Wat vaak gebeurt, is dat mensen niet komen opdagen (tot 15 bedden per nacht!), en die bedden kunnen pas om 22:15 uur opnieuw worden verdeeld. Het is niet duidelijk op welke manier je al vroeger kan verwittigen dat je niet komt omdat je een andere overnacht gevonden hebt. Dit betekent dat wanneer je eerder op de dag belt, veel mensen te horen krijgen dat er geen plek meer is. Hulpverleners en doorverwijzers kunnen helpen door hun cliënten te stimuleren de nachtopvang goed en verantwoordelijk te gebruiken (annuleer snel als je niet komt!).

Omdat de bedden overdag meestal al zijn uitgedeeld, is er behoefte aan een plek voor 'wachtenden op een bed'. In de herfst, winter en natte periodes is wachten op straat tot 22:15 uur erg lang. Meer bedden of een nachtopvang waar mensen ook overdag terecht kunnen, zou een mooie oplossing zijn. De openingsuren van Inloopcentrum SOC (Service- en Ontmoetingscentrum) zijn niet helemaal toereikend. Zeker in het weekend en op zondag als bibliotheken, winkelcentra,… gesloten zijn.

Er komen meer meldingen binnen over buitenslapers in vergelijking met voorgaande jaren. In Gent zijn er in totaal 2.490 dak- en thuisloze personen geteld, wat een stijging is ten opzichte van de vorige telling in 2020, toen er 1.873 dak- en thuislozen waren. Het rapport telt 1.857 volwassenen (waarvan 30% vrouwen) en 633 direct betrokken kinderen. Een groot deel van hen heeft mentale of chronische gezondheidsproblemen of kampt met een verslaving.

Je kunt alleen van de nachtopvang gebruik maken als je een hulpverlener hebt. Het is de hulpverlener die bepaalt of je gebruik kunt maken van de nachtopvang. Het is belangrijk om bij vragen of twijfel altijd de hulpverlener te betrekken.

Buitenslapers zijn een bekende problematiek bij verschillende actoren. Dit heeft mogelijk te maken met acties tegen autoslapers, instroom vanuit andere steden zonder opvang en de werking van bepaalde toegangssystemen zoals bijvoorbeeld “Poort naar nachtopvang”. Het zou nuttig zijn om te onderzoeken hoeveel en welke mensen geen toegang krijgen tot de nachtopvang. Een deel van deze mensen zijn of worden waarschijnlijk buitenslapers. Mogelijk zijn er nog geen cijfers beschikbaar of zijn deze moeilijk te verkrijgen. Daarom is het essentieel deze cijfers nader te analyseren om een beter inzicht te krijgen in de omvang van het probleem en gerichte oplossingen te kunnen ontwikkelen.

71

Drempels naar vrije tijd ®

Er is te weinig vrijetijdsaanbod dat voldoet aan de 9 b’s (bereikbaarheid, beschikbaarheid, betaalbaarheid, begrijpbaarheid, bruikbaarheid, betrouwbaarheid, bekendheid, betreedbaarheid, begripvol). Mensen in een kwetsbare positie ondervinden hierdoor drempels naar vrijetijdsactiviteiten.

Voorbeelden:

  • De activiteiten van de Sportdienst van Stad Gent zijn betaalbaar en toegankelijk, maar de inschrijvingsmodaliteiten vormen een drempel. De website is niet gebruiksvriendelijk, en er zijn lange wachttijden via de telefoon op cruciale momenten, waardoor populaire plaatsen snel vol zitten. Inschrijvingsmomenten vallen vaak buiten kantooruren, waardoor ondersteunende diensten niet beschikbaar zijn. Daarnaast is het aanbod niet voldoende bekend bij het brede publiek, waardoor er ondanks de hoge vraag soms nog plaatsen beschikbaar zijn voor sportactiviteiten. Op het vlak van betaling is het moeilijk om papieren facturen te verkrijgen, en deelname wordt geannuleerd na 14 dagen zonder betaling, terwijl er soms ook fouten gebeuren met de factuur.
  • Het aanbod van voetbalclubs is onvoldoende en er is geen transparant systeem van voorrangsregels en inschrijvingsprocedure. Clubs hanteren vaak hun eigen criteria vanwege het tekort aan trainers, waarbij speelkwaliteit en ervaring soms doorslaggevend zijn in de selectie. De afstand tot de club speelt niet altijd een rol bij de selectie, wat kwetsbare groepen zoals nieuwkomers benadeelt en hen minder kansen biedt om in een duurzaam clubverband te spelen.
  • Zwemlessen, zowel als vrijetijdsbesteding als voor het aanleren van een essentiële vaardigheid, zijn steeds meer een privilege geworden. Elk kind zou veilig het water in moeten kunnen, maar er is meer actie van de overheid nodig om dit te realiseren. Zwemmen is enkel nog een eindterm in het basisonderwijs, maar zelfs daar worden zwemlessen vaak beperkt of niet ingericht door hoge kosten. Private zwemlessen zijn duur en hebben onvoldoende capaciteit. Voor kinderen met een migratieachtergrond is het belangrijk dat er cultuursensitief wordt omgegaan met zwemmen in openbare zwembaden.


Bepaalde groepen ondervinden extra obstakels in de toegankelijkheid van vrijetijdsaanbod:

Voorbeelden:

  • Voor thuiswonende mensen met dementie is er een tekort aan laagdrempelig aanbod, ondanks het belang van een actief leven. Het bestaande aanbod is onvoldoende bekend en niet gedifferentieerd qua inhoud en bereikbaarheid. De doelgroep is divers en heeft een breed aanbod nodig (zoals voor mensen met jongdementie of een andere culturele achtergrond). Er is behoefte aan zowel groepsaanbod als individueel aanbod, en het bestaande vrijetijdsaanbod moet inclusiever worden met aangepaste activiteiten en kennis over dementie.
  • Jonge kinderen uit maatschappelijk kwetsbare situaties, die vaak in erbarmelijke woonomstandigheden leven, hebben onvoldoende vrijetijdsactiviteiten tijdens de vakantie, vooral in de wintermaanden. Veel kinderen moeten zich thuis bezighouden in een beperkte ruimte zonder aanbod. Bestaande convenanten dekken niet alle vakantieweken qua speelpleinwerking, de locaties zijn niet altijd waar de noden het hoogst zijn en er is nood aan een verbetering van het statuut van animatoren om voldoende personeel aan te trekken. Voor kinderen jonger dan 6 jaar is het aanbod bijzonder schaars.
  • In het Deeltijds Kunstonderwijs zijn de drempels voor maatschappelijk kwetsbare gezinnen hoog, en er zijn onvoldoende middelen en personeel om aan deze behoeften in een grootstedelijke context tegemoet te komen. Hoewel de tarieven betaalbaar zijn en er sociale kortingen bestaan, is het aanbod onvoldoende bekend. Ondersteuning bij inschrijving is nodig, de verplichte aanwezigheid schrikt af, de communicatie is soms onduidelijk, en de neiging tot centralisatie bemoeilijkt de toegankelijkheid / zorgt voor een drempel in bereikbaarheid.

De coördinatie vanuit het Onderwijscentrum Gent is weggevallen, wat de samenwerking en communicatie verder bemoeilijkt.

72

Plaatsgebrek en ontoegankelijkheid in de kinderopvang vormen een ernstige bedreiging voor de levenskwaliteit en de groeikansen voor kinderen en ouders op korte en lange termijn

Er is een aanzienlijk tekort aan plaatsen in de kinderopvang en ook een gebrek aan flexibele opvangmogelijkheden. Vaak moet je maanden van tevoren een plek aanvragen, en veel opvangcentra vereisen dat kinderen minstens twee dagen per week ingeschreven staan. Bovendien moet je bij inschrijving direct vastleggen welke dagen je kind komt, wat later moeilijk te wijzigen is. Hierdoor sluit kinderopvang vaak niet aan op de behoeften van ouders, die daardoor geen geschikte opvang vinden of deze niet op de gewenste tijden of locaties beschikbaar hebben.
“Een familie zocht 10 maanden naar een crèche in de buurt van Sint-Amandsberg en moest uiteindelijk buiten Gent gaan.”

Onderzoek laat zien dat kwalitatieve kinderopvang een cruciale rol speelt in het bestrijden van (kinder)armoede. Het biedt ouders niet alleen de gelegenheid om te werken of een opleiding te volgen, maar helpt ook bij de ontwikkeling van kinderen en het sociaal ontplooien van gezinnen.
Gent neemt diverse initiatieven vanuit haar sturende en uitvoerende rol om het tekort en de ontoegankelijkheid van kinderopvang aan te pakken. Ondanks deze inspanningen zijn de uitdagingen groot. In Gent zijn er 4647 kinderopvangplaatsen voor baby's en peuters, wat neerkomt op 53,4 plaatsen per 100 kinderen tot 2 jaar, boven het Vlaams gemiddelde van 43,7%. Toch is dit onvoldoende: 43% van de geregistreerde opvangaanvragen bij het Kinderopvangpunt bleef in 2023 onbeantwoord.
Dit tekort dwingt ouders vaak om thuis te blijven om voor hun kinderen te zorgen, wat in veel sectoren geen haalbare optie is. Ouders zonder beschikbare kinderopvang zijn soms genoodzaakt hun baan tijdelijk op te zeggen, wat leidt tot inkomensverlies en verminderde rechtenopbouw voor vakantie en pensioen.

Het toekomstplan voor de Vlaamse kinderopvang geeft aan dat als kinderopvang een recht wordt, 80% van de kinderen ervan gebruik zal maken. Hoewel Stad Gent al voorzieningen in prefinanciering creëert om sneller nieuwe opvangplaatsen te realiseren, ligt de financieringsverantwoordelijkheid bij de Vlaamse overheid.
Het tekort aan opvangplaatsen, gecombineerd met de recent gewijzigde voorrangsregels, zorgt ervoor dat steeds minder gezinnen geschikte opvang vinden. Onderzoek (Viona) heeft aangetoond dat er een aanzienlijke sociale kloof bestaat in het gebruik van kinderopvang in Vlaanderen. Gezinnen van Belgische oorsprong, met hoge inkomens en hoogopgeleiden maken het meest gebruik van formele kinderopvang.
Sterkere, mondige ouders slagen erin sneller een plaats te reserveren. Daarom is er in Gent een afspraak tussen de opvanginitiatieven en het Kinderopvangpunt dat inschrijvingen pas 9 maanden voor de start van de opvang plaatsvinden. Echter, in de praktijk merken we dat sommige opvanginitiatieven deze afspraak niet naleven. Bijvoorbeeld: ouders nemen contact op met de kinderopvang zodra ze zwanger zijn, soms meer dan een jaar vóór de start van de opvang. Zij krijgen dan informeel de bevestiging dat er nog een plek vrijgehouden zal worden (soms wordt zelfs een waarborg betaald of een contract getekend).
Hierdoor kunnen nieuwkomers, recent gemigreerde personen, en mensen met onstabiele banen geen kinderopvang vinden wanneer ze een opleiding willen volgen, Nederlands willen leren, of willen werken. Er is een behoefte aan opleidingen inclusief opvangmogelijkheden en een locatie in de wijk waar zij met al hun vragen terechtkunnen.

Gezinnen in kwetsbare situaties hebben vaak korte interim-banen waardoor zij geen rechten opbouwen; door de nieuwe voorrangsregels moeten zij nu ook thuisblijven omdat ze geen aanspraak meer kunnen maken op kinderopvang. Turbulente carrières zijn het nieuwe normaal geworden.
Dit vergroot eveneens de druk op de eerstelijnszorg. Ouders kunnen niet deelnemen aan activiteiten die hun welzijn en opleidings- en werkgelegenheidskansen vergroten, of zij nemen hun kinderen mee naar activiteiten die voor ouders bedoeld zijn. Ook een woning zoeken zonder de kinderen erbij is haast onmogelijk. Organisaties overschrijden hun bevoegdheden en bieden zelf kinderopvang aan bij bijvoorbeeld taal- en woonprojecten.

73

De nieuwe voorrangsregels maken de kinderopvang nog minder toegankelijk voor een grote groep ouders, vooral kwetsbare moeders

Op 1 april 2024 veranderden de voorrangsregels in de kinderopvang voor de kinderopvanglocaties waarbij ouders betalen volgens hun inkomen (“Trap 2-locaties” genoemd).
Bij de verdeling van de schaarse plaatsen in kinderopvang wordt absolute voorrang voorzien voor ouders die minstens 80% werken of een opleiding volgen. In een tweeoudergezin wordt er gekeken naar de gemiddelde tewerkstellingsbreuk. Wanneer de ene ouder voltijds werkt en de andere halftijds, komen ze bijvoorbeeld niet aan gemiddeld 80%. De voorrang voor broers/zussen en pleegkinderen blijft wel behouden.
Men mag nog maximum 10% van de totale capaciteit voorbehouden voor kinderen in ‘gezondheids- of welzijnssituaties’, wat veel minder is dan voorheen. Er is geen voorrang meer voor eenoudergezinnen of voor de laagste inkomens.

Vooral vrouwen zullen hier het effect van voelen, aangezien zij vaker deeltijds werken uit noodzaak of om zorgtaken op zich te nemen.
De nieuwe regels zetten bovendien sectoren zoals zorg en kinderopvang, waar deeltijdse contracten overheersen, onder druk. Sectoren die stoelen op seizoensarbeid of wisselende arbeidsregimes (vaak de lager betaalde jobs) zullen eveneens geconfronteerd worden met werknemers die geen opvang vinden voor hun kind.

Onder de nieuwe voorrangsregels zullen kinderen uit kwetsbare gezinnen minder ontwikkelingskansen krijgen en dus dreigt de sociale kloof groter te worden.
De toekomstgroep Kinderopvang, een werkgroep met experts, vakbonden, werkgevers en vertegenwoordigers van de sector, stelt het scherp: “Niemand stelt zich de vraag of een kleuter voorrang krijgt op school. Waarom zouden we dat wel doen in de kinderopvang?”
 

74

Nood aan goede ondersteuning voor ouders die geen plek vinden in de kinderopvang

Er is een nood aan goede ondersteuning voor ouders die geen plek vinden in de kinderopvang

“Je schrijft je in en je krijgt bijna vlak voor het kind geboren wordt een ja of neen. Als je een neen hebt voel je je niet goed ondersteund. En dan moet je verder zoeken. Er is gewoon te weinig plaats.”

  1. Tekort aan plaatsen: het aanbod van kinderopvangplaatsen is ontoereikend.
  2. Gebrek aan kennis en vertrouwen: Kwetsbare moeders hebben vaak onvoldoende kennis over de inschrijvingsprocedure voor kinderopvang. Daarnaast merken mensen die werken met tienerouders dat deze ouders weinig vertrouwen hebben in de kinderopvang, hoewel het belangrijk is dat zij tijd vrij hebben om hun opleiding af te maken.
  3. Gebrek aan ondersteuning en taaltoegankelijke dienstverlening: Alle diensten die in contact komen met (kwetsbare) zwangere vrouwen moeten gesensibiliseerd en ondersteund worden zodat ze zo vroeg mogelijk in de zwangerschap kunnen helpen bij de inschrijving indien gewenst. Er is een gebrek aan taaltoegankelijke en cultuur sensitieve dienstverlening. Ouders krijgen negen maanden voor de start van hun opvangvraag te horen of er een plek is in de gevraagde opvanginitiatieven. Een negatief resultaat zorgt voor veel ongerustheid en zorgen bij de ouders.
  4. Problemen met het centrale aanmeldingssysteem: Ouders die te horen krijgen dat er geen plaats is, krijgen informatie en tips van het Gentse Kinderopvangpunt en kunnen terecht bij het Groeiteam voor ondersteuning. Het Kinderopvangpunt verwacht dat alle opvanginitiatieven dezelfde aanvraagprocedure volgen, maar sommige initiatieven geven geen antwoord via het centrale systeem en schrijven kinderen in naast het systeem. Dit zorgt voor verwarring en problemen. Het grootste knelpunt blijft echter het tekort aan plaatsen, waardoor veel gezinnen uit de boot vallen.

75

Uitbuiting op de arbeidsmarkt

Mensen met een migratieachtergrond ervaren aanzienlijke moeilijkheden bij het vinden van passend werk dat aansluit bij hun talenten en competenties. Ze belanden vaker in instabiele en onzekere arbeidsomstandigheden, zoals tijdelijke banen en precaire contracten, wat resulteert in een beperkte opbouw van arbeidsrechten.

De oorzaken van deze problemen zijn divers. Discriminatie op de arbeidsmarkt, zoals blijkt uit praktijktesten, vormt een belangrijk obstakel. Daarnaast zijn er vaak onrealistische taalvereisten en wordt er onvoldoende erkenning gegeven aan eerder verworven competenties. Dit geldt in het bijzonder voor anderstalige nieuwkomers, zoals arbeidsmigranten, die moeilijk toegang krijgen tot de reguliere arbeidsmarkt. Hierdoor komen zij regelmatig in aanraking met malafide bedrijven die hen niet als volwaardige werknemers behandelen. Deze bedrijven overtreden vaak de arbeidsregels, wat leidt tot situaties waarin werknemers te maken krijgen met nepstatuten, zwartwerk, erbarmelijke werkomstandigheden en onveilige situaties. Dit heeft dan ook ernstige gevolgen op hun gezondheid en welzijn. Soms escaleren deze omstandigheden zelfs, waarbij werknemers worden opgesloten totdat het werk is voltooid. Deze praktijken doen sterk denken aan een moderne vorm van slavernij.

Mensen met een migratieachtergrond komen dikwijls terecht in sectoren zoals de bouw, schoonmaakbedrijven en hotels, of worden ingeschakeld bij onderaannemers vanwege hun lage loonkosten. Daarnaast worden ze vaak richting de schoonmaaksector geduwd, wat suggereert dat hun andere vaardigheden en competenties minder worden gewaardeerd.

76

Schijnzelfstandigheid

Diverse diensten en organisaties stuiten op mensen die zich in situaties van schijnzelfstandigheid bevinden, vaak intra-Europese migranten. Deze situatie kan ernstige gevolgen hebben, zoals arbeidsongevallen zonder de juiste ziekteverzekering. Er is een gebrek aan toegankelijke informatie over schijnzelfstandigheid voor deze groep.

Gent draaischijf voor sociale uitbuiting van Bulgaren: "Echte maffiapraktijken, ik kreeg 50 euro per week" | VRT NWS: nieuws  

77

Precaire arbeidsomstandigheden bij schoonmakers

Er zijn een aantal ernstige problemen bij de private schoonmaakbedrijven die in opdracht van Stad Gent openbare gebouwen schoonmaken. De meeste van deze jobs worden ingevuld door mensen met een (recente) migratieachtergrond en een laag opleidingsniveau.   

  • Er is een stijging in het aantal tijdelijke – en interimcontracten, wat leidt tot meer onzekerheid en precariteit in de schoonmaaksector.  
  • De stad stelt bepaalde eisen aan de schoonmaakbedrijven, zoals het opnemen van sociale clausules in de raamcontracten. Deze clausules omvatten bijvoorbeeld vereisten rond personeelsbeleid en het aanbieden van taalcoaching. In de praktijk worden deze eisen echter niet altijd nageleefd, waardoor het welzijn van de schoonmakers onder druk komt te staan.
  • De syndicale rechten en de vrijheid van organisatie worden niet gerespecteerd door deze bedrijven. Personeel wordt onder druk gezet en geïntimideerd om niet deel te nemen aan vakbonden of andere belangenverenigingen. 
  • Afspraken uit de collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO’s) worden niet nageleefd.
    • Voorbeeld: Volgens de nieuwe CAO in PC121 hebben schoonmakers recht op een premie wanneer ze hun privé gsm gebruiken voor werkgerelateerde zaken, zoals tijdsregistratie of contact met de werfleider. Het bedrijf weigert deze premie uit te betalen.  
  • Veel schoonmakers hebben een migratieachtergrond en een beperkte kennis van het Nederlands. Hierdoor zijn ze vaak niet op de hoogte van hun rechten binnen de arbeidsreglementen en de Belgische arbeidswetgeving.
    • Voorbeeld: een schoonmaakster betaalt maandelijks €200 voor bustickets om naar het werk te komen, maar ze wist niet dat de werkgever wettelijk verplicht is een tussenkomst te voorzien in de kosten voor woon-werkverkeer.   
  • Schoonmaakbedrijven maken regelmatig gebruik van economische werkloosheid, wat leidt tot instabiliteit in de werkgelegenheid, verlies van inkomen en problemen met de RVA. Deze stelt in individuele dossiers kritische vragen over het al dan niet terecht plaatsen van schoonmakers op economische werkloosheid.  
  • In sommige gevallen worden schoonmakers verplicht om onbetaald verlof op te nemen, wat niet wettelijk is.  

Daarnaast schakelt Stad Gent gespecialiseerde firma’s in om de kwaliteit van het schoonmaakwerk te controleren. De manier waarop deze controleurs communiceren, wordt door schoonmakers als hard en respectloos ervaren. De controles houden geen rekening met de moeilijke omstandigheden als gevolg van bezuinigingen in de sector.   

78

Verminderde arbeidskansen voor vrouwen

Vrouwen willen graag opleidingen volgen, de taal leren en financieel onafhankelijk worden, maar worden geconfronteerd met verschillende barrières die dit bemoeilijken. Zo zijn de kosten voor kinderopvang hoog of zijn er te weinig opvangmogelijkheden. Daarnaast ervaren ze sociale druk en controle in hun wijk, wat hen ervan weerhoudt om stappen te zetten. Ze hebben ook moeite om werk te vinden door een gebrek aan taalvaardigheid en hebben vaak geen financiële middelen om opleidingen te volgen.

Er zijn echter nog mogelijkheden om deze obstakels aan te pakken: taallessen kunnen binnen de wijk worden georganiseerd, er kunnen lokale kinderopvangmogelijkheden worden gecreëerd, en er kan een plek komen waar ze met al hun vragen terecht kunnen. Daarnaast is het belangrijk om betaalbare opleidingen aan te bieden, gratis Nederlandse lessen beschikbaar te stellen, en professionele partners in de wijk te plaatsen die ondersteuning bieden bij problemen zoals partnergeweld en onderdrukking. Activatieprogramma's en uitstappen in een veilige groep kunnen eveneens bijdragen aan hun empowerment.

79

Technologische verandering en arbeidsmarkt

Technologische verandering zorgt voor ingrijpende wijzigingen op de arbeidsmarkt, met als effecten de automatisering van jobs, het verdwijnen van repetitieve taken en het ontstaan van nieuwe gespecialiseerde functies. Er is een verschuiving van routine- en laaggekwalificeerde banen naar meer gespecialiseerde en hooggekwalificeerde functies. Dit dreigt vooral kwetsbare, eerder laaggeschoolde profielen te treffen indien geen of onvoldoende begeleiding en ondersteuning wordt geboden.

Tegelijk merken we dat deze doelgroep minder deelneemt aan projecten rond levenslang en levensbreed leren.

Signaal 81

 

Signaal 81

 

Thema:

Werk

80

Onbenut potentieel: de kloof naar duurzaam werk voor migranten in Vlaanderen

Er wordt veel onbenut potentieel en talent overgelaten bij mensen met een migratieachtergrond, en de integratietrajecten benutten dit onvoldoende. Dit blijkt niet alleen uit de praktijk maar ook uit een recente OESO-studie (2023), die het Vlaamse integratie- en activeringsbeleid onderzocht.

De studie laat zien dat mensen met een recente migratieachtergrond een grote kloof ervaren tot duurzaam werk. Ze belanden statistisch gezien vaker in onstabiele werksituaties en werken vaak onder hun competentieniveau. Zo werkt maar liefst 41% van de mensen van niet-Europese herkomst in Vlaanderen onder hun niveau. Daarnaast zijn leerlingen met een migratieachtergrond oververtegenwoordigd onder de vroegtijdige schoolverlaters.

Een van de oorzaken volgens het rapport is de gefragmenteerde begeleiding. Mensen met een recente migratieachtergrond moeten bij veel verschillende diensten aankloppen, zoals agentschappen voor integratie en inburgering, VDAB, OCMW, of het lokale bestuur. Elke instantie begeleidt hen vanuit haar expertise, maar door een gebrek aan samenwerking en informatie-uitwisseling wordt er geen consistent verhaal verteld. Er is behoefte aan een meer geïntegreerde en holistische aanpak, gebaseerd op vertrouwen in de competenties van mensen om daarmee te bouwen aan een sterke toekomst.

81

Inzet van tolken onvoldoende ingevuld®

Anderstalige Gentenaars hebben soms een tolk nodig om informatie van hulp- of dienstverleners volledig te begrijpen. Er zijn mogelijkheden voor gratis tolkdiensten, maar de anderstaligen kunnen deze niet zelf aanvragen. Ze zijn afhankelijk van de organisatie die de hulp of dienstverlening aanbiedt. Helaas wordt deze mogelijkheid vaak niet gerealiseerd, om verschillende redenen:

  • Er is een tekort aan sociaal tolken, zowel in het algemeen als voor specifieke talen. Knelpunttalen zijn onder andere Albanees, Koerdisch-Noord/Kurmanji, Somalisch, Tigirinya, Tsjechisch, Urdu, Armeens, Twi, Thais en Nepalees. Bovendien zijn er vanuit de regio Gent weinig kandidaten om de opleiding tot sociaal tolk te volgen.
  • Veel organisaties of hulpverleners werken niet met tolken, omdat ze daar geen ervaring mee hebben of omdat ze de extra administratieve last willen vermijden.
  • De kosten voor sociaal tolken zijn hoog voor de organisatie, ondanks dat Stad Gent een deel van de tolkuren subsidieert.


Deze drempels zorgen ervoor dat anderstalige nieuwkomers vaak niet de ondersteuning krijgen waar ze recht op hebben en die nodig is om belangrijke informatie te begrijpen. Sommige nieuwkomers zoeken daarom zelf een oplossing en nemen bijvoorbeeld hun kind mee als tolk, wat om verschillende redenen (kwaliteit van vertaling, ethische bezwaren, schoolverzuim) ongeschikt is.

Daarnaast is er ook behoefte aan tolken in contexten waar gesubsidieerde tolken momenteel niet zijn toegestaan. Op dit moment kan een gesubsidieerde tolk alleen worden ingeschakeld voor hulp- of dienstverlening aan een anderstalige klant. Er mag geen tolk worden ingezet voor interne communicatie binnen een organisatie, bijvoorbeeld met een HR-medewerker of vakbondsvertegenwoordiger. Dit maakt het moeilijk om in deze situaties toegankelijke communicatie te garanderen, en organisaties kunnen met deze behoefte momenteel nergens terecht.

82

Taalontoegankelijkheid ontzegt mensen het recht op gepaste hulp- en dienstverlening

Taal blijft vaak een barrière in de Gentse samenleving. De toegang tot informatie binnen hulp- en dienstverlening, onderwijs, rechtspraak en andere sectoren hangt vaak af van iemands beheersing van het Nederlands en/of geletterdheidsniveau. Hoewel dit probleem alle Gentenaren kan treffen, is de impact vooral groot voor mensen die laaggeletterd zijn of een andere moedertaal hebben dan het Nederlands. Gebrek aan kennis over taalverwerving en laaggeletterdheid leidt bovendien tot misverstanden en een verkeerd inschatten van de noden van deze groepen in de samenleving.

Taalontoegankelijkheid speelt in verschillende maatschappelijke domeinen. Enkele voorbeelden:

  • In de geestelijke gezondheidszorg is er een tekort aan cultuursensitieve en taaltoegankelijke hulp, waardoor mensen met een recente migratieachtergrond vaak geen gepaste zorg kunnen krijgen vanwege hun beperkte kennis van het Nederlands en/of het gebrek aan culturele kennis bij hulpverleners.
  • Het CAW-onthaal is te ingewikkeld voor sommige groepen, zoals mensen die laaggeletterd, laagopgeleid of niet vertrouwd zijn met het Nederlands. Dit leidt tot miscommunicatie over hun noden, wat de hulpverlening belemmert.
  • De communicatie tussen scholen en ouders verloopt niet altijd optimaal, wat de betrokkenheid van ouders in het onderwijs van hun kind belemmert. De mate van taalondersteuning verschilt sterk per school, wat vraagt om een sterkere beleidsmatige aanpak om inclusievere schoolomgevingen te creëren. Sommige scholen maken bijvoorbeeld consequent gebruik van tolken of hanteren meertalige communicatie, terwijl dat bij andere scholen veel minder gebeurt. Systematisch tolken inzetten is niet voor elke school of organisatie realistisch. Het uitwerken van een taalbeleid binnen de organisatie biedt een groot houvast voor de medewerkers, zodat ze weten welke tool ze voor welk soort gesprek kunnen gebruiken.
  • Juridisch taalgebruik van pro-deo advocaten is vaak te complex, waardoor cliënten niet altijd de procedures en hun implicaties begrijpen.
  • Het bestellen van een flexbus bij De Lijn kan alleen via een Nederlandstalige app of telefoonlijn, wat taalbarrières voor bepaalde gebruikers creëert.
  • Er is een toenemende vraag van gezinnen rond hypothecaire leningen via het Vlaams Woningfonds, waarbij taalgebrek leidt tot risicovolle financiële situaties, zoals het niet afsluiten van een schuldsaldoverzekering. Kwetsbare gezinnen krijgen niet de nodige ondersteuning door de taalbarrière.

Deze taalbarrières zorgen ervoor dat mensen niet de juiste informatie, hulp of diensten krijgen waar ze recht op hebben, wat hun deelname aan de samenleving bemoeilijkt.

83

Taalvereisten als drempel tot (sociale) rechten

De toegang tot (sociale) rechten wordt steeds vaker gekoppeld aan taalvereisten. Mensen moeten een bepaald niveau Nederlands beheersen of aantonen voordat ze toegang krijgen tot hulp, diensten of rechten. Soms zijn deze taalvereisten expliciet vastgelegd in regelgeving, maar in andere gevallen zijn ze impliciet verweven in de manier waarop de dienstverlening is georganiseerd. Enkele voorbeelden:

Expliciete taalvereisten:

  • Taxibestuurders moeten taalniveau B1 behalen voor zowel mondelinge als schriftelijke vaardigheden. Dit niveau is vergelijkbaar met het niveau Frans dat ASO-leerlingen aan het einde van het secundair onderwijs halen. Als ze dit niveau niet halen, verliezen ze hun bestuurderspas en kunnen ze hun beroep niet uitoefenen.
  • Voor het aanvragen van de Belgische nationaliteit moeten mensen taalniveau A2 behalen voor mondelinge en schriftelijke vaardigheden. Recent werd de regelgeving aangepast voor analfabeten, die nu niet meer aan de schriftelijke eis hoeven te voldoen. Echter, voor andere doelgroepen zoals mensen met beperkte leercapaciteiten blijft de drempel onoverkomelijk.
  • Kandidaat-huurders voor een sociale woning moeten taalniveau A2 Mondeling aantonen.
     

Impliciete taalvereisten:

  • Vroeger konden mensen een tolk gebruiken bij het theoretisch rijexamen, maar tegenwoordig is dit examen alleen beschikbaar in de Belgische landstalen. Voor mensen die het Nederlands nog niet goed beheersen, vormt dit een obstakel.
  • Op de arbeidsmarkt vormt taal vaak een onzichtbare drempel. In sollicitaties wordt vaak – bewust of onbewust – een hoger taalniveau vereist dan strikt noodzakelijk is voor de functie, waardoor mensen in werkloosheid blijven of worden gedwongen tot functies die niet aansluiten bij hun kwalificaties.
  • Hoewel de bedoeling van deze taalvereisten vaak is om mensen te stimuleren Nederlands te leren, wordt er onvoldoende rekening gehouden met enkele belangrijke aspecten:
    • Taal zou geen belemmering mogen vormen voor de toegang tot basisrechten.
    • De vereiste taalniveaus zijn vaak niet afgestemd op de werkelijke behoeften. Vaak wordt een hoger taalniveau gevraagd dan nodig is voor het uitoefenen van een beroep, zoals dat van taxibestuurder.
    • Er is weinig begrip voor het proces van taalverwerving. Onderzoek toont aan dat het gemiddeld 5 tot 9 jaar duurt om een nieuwe taal volledig te beheersen, en voor sommigen nog langer. Mensen met beperktere leercapaciteiten blijven vaak steken op een bepaald niveau.
    • De verantwoordelijkheid voor taalvereisten wordt bij het individu gelegd, terwijl taaltoegankelijkheid een verantwoordelijkheid van de hele samenleving zou moeten zijn.

Daarnaast botsen deze taalvereisten met andere beleidsmaatregelen die het moeilijker maken om Nederlands te leren:

  • Lessen Nederlands als tweede taal zijn recent duurder geworden.
  • Nieuwe regelgeving in de kinderopvang maakt het lastiger voor mensen, vooral vrouwen, om kinderopvang te vinden terwijl zij Nederlandse lessen volgen.
     

Deze tegenstrijdigheden maken het nóg moeilijker voor mensen om de benodigde taalvaardigheden te verwerven en toegang te krijgen tot hun rechten en diensten.

84

Nood aan meer cultuursensitieve zorgverstrekkers

Ondanks eerdere inspanningen blijft er een grote nood aan meer cultuursensitiviteit in de zorg, zowel in de geestelijke gezondheidszorg (psychiaters, psychologen, enz.) als in de reguliere gezondheidszorg (artsen, paramedici, diëtisten, enz.). Dit heeft aanzienlijke gevolgen voor mensen met een migratieachtergrond. Enkele problemen die hierdoor ontstaan zijn:

  • Door een gebrek aan culturele expertise sluiten de adviezen van hulpverleners en zorgverleners vaak niet aan bij de leefwereld van hun cliënten. 
  • Cultuursensitief werken komt nog onvoldoende aan bod in bestaande psychologie- en therapieopleidingen. Zorgverleners weten niet altijd hoe ze rekening moeten houden met de culturele achtergrond van hun cliënten in hun zorgverlening.
  • Door een tekort aan interculturele expertise wordt soms de verkeerde aanpak gekozen. In sommige gemeenschappen werkt psycho-educatie bijvoorbeeld beter in groep dan individueel, wat in Vlaanderen de standaard is.
  • Er werken relatief weinig mensen met een migratieachtergrond in bepaalde zorgdomeinen, mede doordat diploma’s uit het buitenland vaak niet erkend worden. Dit leidt tot een tekort aan interculturele expertise op basis van ervaring binnen zorgteams.


Dit tekort aan cultuursensitieve zorg leidt tot minder kwalitatieve hulpverlening. Zowel mensen met een migratieachtergrond als hulpverleners zouden baat hebben bij een sterkere interculturele expertise binnen de zorg.

85

Nood aan meer cultuursensitieve kinderopvang

Er zou meer aandacht moeten worden besteed aan cultuursensitiviteit in de kinderopvang. Voor sommige mensen met een migratieachtergrond is het vanuit hun culturele achtergrond niet vanzelfsprekend om hun kinderen naar een kinderopvang te brengen. Door een cultuursensitieve benadering te versterken, kan het vertrouwen tussen kinderopvanginstellingen en bepaalde gemeenschappen groeien, en wordt de afstand verkleind.

Daarnaast zien we weinig maatschappelijk begrip voor de keuze van mensen, zowel met als zonder migratieachtergrond, om voor hun kinderen te zorgen in plaats van te werken. Onbetaald zorgwerk krijgt nog steeds onvoldoende waardering.