Inclusieve maatschappij
1
Tekort aan laagdrempelige ontmoetingsplekken voor jongeren en jongvolwassenen
De behoefte aan een overdekte ontmoetingsplek leeft in veel wijken. Jongeren en jongvolwassenen vinden niet altijd een plek waar ze elkaar kunnen ontmoeten en bijvoorbeeld goedkoop een koffie kunnen drinken (zeker wanneer het buiten koud is). Hoewel er verschillende ontmoetingsplekken in Gent zijn, hebben deze vaak een vast publiek; waardoor andere doelgroepen zoals onder meer mensen met een migratieachtergrond, een handicap, maar evenzeer LGBTQ, ... zich niet direct welkom voelen of geneigd zijn deze plekken te gebruiken. Er is een gebrek aan brugfiguren die drempels kunnen verlagen. Het is belangrijk dat jongeren een eigen geschikte plek (overdekt en geluiddempend) kunnen creëren in de openbare ruimte. Daarnaast is het cruciaal dat deze plekken goed vindbaar zijn en dat er inspanningen worden geleverd om de drempels te verlagen. Ook het hebben van buitenruimtes is belangrijk, omdat veel jongeren in de stad geen tuin hebben om in te hangen. Daarnaast is er veel stigmatisering van de buurtbewoners naar hangjongeren.
Het project “Samen op Straat” kan als een goed voorbeeld dienen van hoe dergelijke initiatieven succesvol kunnen worden geïmplementeerd. Daarnaast werd in Ledeberg werd de ruimte naast de buurtsporthal ingericht als Urban Sportruimte. Op het Centrumplein was er een plan om Calisthenics te voorzien, maar de budgetten hiervoor zijn geschrapt. Het voorzien van Calisthenics naast de buurtsporthal, onder de fly-over, komt tegemoet aan beide vragen en beloftes die eerder aan de jongeren zijn gedaan.
2
Er is onvoldoende vrijetijdsaanbod op maat van thuiswonende mensen met dementie
Ongeveer 70 procent van de mensen met dementie woont thuis. Voor hen is het essentieel dat zij actief blijven deelnemen aan de maatschappij. Velen geven aan dat na de diagnose de focus voornamelijk ligt op wat ze verliezen en niet meer kunnen. Zij ervaren vaak diverse drempels bij het bestaande vrijetijdsaanbod, zoals sport, cultuur en verenigingsleven.
Niet alleen is het aanbod beperkt, maar het is vaak ook onvoldoende afgestemd op hun noden. Dit komt doordat organisaties vaak te weinig kennis hebben over hoe ze aanpassingen kunnen doen, zodat mensen met dementie kunnen blijven deelnemen aan activiteiten die ze graag doen. Bovendien vormt vervoer naar vrijetijdsactiviteiten een grote uitdaging wanneer zij niet meer zelfstandig kunnen reizen of geen mantelzorger hebben die hen kan begeleiden.
3
Kwetsbare doelgroepen ervaren meer sociale eenzaamheid
Mensen uit kwetsbare groepen ervaren vaak meer sociale eenzaamheid, veroorzaakt door diverse factoren.
- Voor nieuwkomers met een kwetsbaar profiel; zoals nieuwkomers die alleen aangekomen zijn, ouderen, laaggeletterden, mensen met fysieke of mentale gezondheidsproblemen en LGBTQ met een culturele achtergrond waar dit niet aanvaard wordt, is het moeilijk om hun plek te vinden in Gent. Ze beschikken vaak over een beperkt sociaal netwerk, leven in precaire woon- en werkomstandigheden, en hebben minder toegang tot zorg en andere vormen van ondersteuning.
- Daarnaast leiden vele verhuisbewegingen in wijken, met een continue uitstroom en instroom van bewoners, ertoe dat mensen elkaar minder goed leren kennen.
- Ook problemen zoals burenruzies, geluidsoverlast en zwerfvuil in appartementsblokken vergroten het gevoel van onveiligheid, waardoor mensen zich eerder terugtrekken dan dat ze sociale contacten aangaan.
Dit gevoel van sociale eenzaamheid heeft een negatieve impact op de gezondheid van deze groepen.
4
Onveiligheidsgevoel bij LGBTQ personen
Mensen die tot de LGBTQ gemeenschap behoren, ervaren vaak eenzaamheid en angst voor homofoob gedrag, zowel in de dagdagelijkse contacten als via sociale media. Dit geldt in het bijzonder voor mensen met een migratie-achtergrond, die ook binnen hun eigen gemeenschap met homofobie te maken kunnen krijgen. Door een groot gevoel van onveiligheid verhuizen zij soms naar plaatsen waar zij binnen hun gemeenschap niet bekend zijn. Daarbij lopen ze de kans om in die nieuwe omgeving geconfronteerd te worden met én homofoob én racistisch gedrag. Dit fenomeen is herkenbaar in verschillende religieuze gemeenschappen en heeft invloed op het mentaal welzijn van de betrokkenen. De voorbije decennia verhoogde de maatschappelijke aanvaarding van LGBTQ personen en werden rechten en gelijke kansen versterkt. Toch lijkt het mentaal welbevinden van de doelgroep niet te stijgen. LGBTQ personen hebben nog altijd een sterk verhoogd risico op een lager mentaal welbevinden dan de algemene bevolking. Dit zie je weerspiegelt in de zelfmoordcijfers onder holebi’s en transgender personen:
- Holebi’s zelfmoordpogingen: 17%-22%
- Holebi’s zelfmoordgedachten: 33%-65%
- Transgender personen zelfmoordpogingen: 22%-38%
- Transgender personen zelfmoordgedachten: 62%-80%
(Bron: Seynaeve, H., Missiaen, J., Portzky, G., Dumon, E., Motmans, J. (2016). Onderzoek naar het psychisch welzijn van Vlaamse holebi's en/of transgenderpersonen. UGent.)
Er is vaak een wisselwerking tussen mentale en fysieke gezondheid. Een lagere mentale gezondheid kan soms leiden tot risicogedrag met gevolgen voor de fysieke gezondheid en een slechtere fysieke gezondheid kan leiden tot een lager mentaal welbevinden. Het welzijn van LGBTI+ personen versterken, blijft daarom een belangrijke uitdaging. (Bron: www.cavaria.be)
5
Impact van discriminatie en racisme valt niet te onderschatten
De Gentse samenleving is helaas nog steeds geen plek waar iedereen zich thuis kan voelen of zichzelf kan zijn. Verschillende mensen of doelgroepen krijgen regelmatig de expliciete of impliciete boodschap dat ze niet welkom zijn en ervaren racisme en discriminatie. Het gepolariseerde discours in het publieke debat en op sociale media versterkt dit gevoel.
Discriminatie en racisme worden op verschillende domeinen ervaren en soms structureel vastgesteld. Enkele voorbeelden:
- Praktijktesten op de arbeidsmarkt, uitgevoerd in opdracht van Stad Gent, tonen aan dat er discriminatie is op basis van migratieachtergrond, leeftijd en het al dan niet hebben van een beperking. Deze doelgroepen hebben minder kans om uitgenodigd te worden voor een sollicitatiegesprek.
- Praktijktesten op de woningmarkt, eveneens uitgevoerd in opdracht van Stad Gent, stellen discriminatie vast ten opzichte van mensen met een migratieachtergrond. Hulp- en zorgverleners merken dit ook in de praktijk. Personen met een migratieachtergrond moeten zeer veel inspanningen doen om een woning te vinden. Mails en telefoonberichten blijven vaak onbeantwoord, waardoor deze mensen geen woning vinden of genoegen moeten nemen met een woning van slechte kwaliteit. Uit die praktijktesten blijkt dat rolstoelgebonden personen (met een beperking) de kleinste kans hebben op het krijgen van een uitnodiging.
- Onderzoek naar het Vlaamse onderwijs toont aan dat kwetsbare doelgroepen, zoals leerlingen met een migratieachtergrond en leerlingen met een lagere sociaaleconomische status, lager worden ingeschat en minder vaak naar theoretische richtingen worden georiënteerd. Dit komt door een aantal (onbewuste) vooroordelen die bij leerkrachten leven over deze doelgroepen.
Op dagelijkse basis manifesteren discriminatie en racisme zich vaak in micro-agressies. Bijvoorbeeld:
- Mensen met een recente migratieachtergrond worden onvriendelijk behandeld of genegeerd omdat ze zogezegd onvoldoende Nederlands spreken.
- Mensen ervaren soms dat het gevoelig ligt als ze een hoofddoek dragen.
- Jongeren met een migratieachtergrond die ergens rondhangen, worden nog te vaak geassocieerd met 'drugsdealers'.
Het memorandum van AD REM biedt meer informatie over dit onderwerp. Mensen die racisme en discriminatie ervaren, geven vaak aan geen melding te maken omdat ze weinig vertrouwen hebben dat er echt gevolg aan wordt gegeven.
Onderzoek toont aan dat de impact van discriminatie en racisme niet te onderschatten valt. De confrontatie met discriminatie en racisme is één van de grootste stressoren voor jonge vluchtelingen, die zij lang blijven meedragen. Steeds meer studies wijzen ook op de correlatie tussen de ervaring van racisme en discriminatie enerzijds en de impact op iemands fysieke gezondheid anderzijds, zoals blijkt uit het onderzoek van onder meer Ama Kissi.
6
Ongepast narratief over mensen in een kwetsbare situatie werkt stigmatisering in de hand.
In de samenleving en het publieke debat heerst regelmatig een hard discours over mensen in een kwetsbare positie, met een sterke neiging tot culpabilisering. Mensen in kwetsbare situaties worden vaak zelf verantwoordelijk gehouden voor de omstandigheden waarin ze zich bevinden. Dit heeft een directe impact op hoe deze mensen zich voelen in de samenleving en draagt bij aan hun isolement. Het versterkt polarisatie en een wij-zij-denken, wat groepen tegen elkaar opzet. Bovendien heeft dit ook gevolgen voor degenen die deze mensen ondersteunen, zoals vrijwilligers en zorgverleners, die zich hierdoor minder gesteund voelen in hun werk.
Enkele voorbeelden:
- In het publieke debat over de kwaliteit van het Vlaamse onderwijs worden ouders van kinderen die thuis een andere taal dan het Nederlands spreken vaak beschuldigd. Hun ‘keuze’ om geen Nederlands te spreken wordt gezien als schadelijk voor de slaagkansen van hun kinderen, wat in strijd is met onderzoek naar taal en meertaligheid in een onderwijscontext.
- Polarisatie sijpelt ook door in het onderwijs, waar scholen te maken hebben met agressie en onverdraagzaamheid tussen leerlingen. Bijvoorbeeld, sommige leerlingen weigeren elkaar met het juiste voornaamwoord aan te spreken, willen niet naast elkaar zitten of raken in conflict over religieuze thema's.
- Het Vlaamse beleid en de media stigmatiseren sociale huurders door de nadruk te leggen op fraude, terwijl fraudeurs slechts een kleine minderheid vormen. Dit schaadt de sociale cohesie in wijken met sociale woningen en wakkert verzet aan tegen nieuwe projecten.
- Binnen Gent is er een grote Bulgaarse gemeenschap, maar er worden regelmatig discriminerende en uitsluitende opmerkingen over hen gehoord.
Dit soort discours bedreigt de sociale samenhang en versterkt negatieve beeldvorming over kwetsbare groepen.
7
Nieuwkomers met een kwetsbaar profiel vinden moeilijk hun weg in Gent
Veel nieuwkomers in Gent komen met een complexe vorm van kwetsbaarheid aan, en vinden hierdoor moeilijk hun weg in Gent. Bij een grote groep intra-Europese nieuwkomers merken eerstelijnsmedewerkers dat een beperkt netwerk, gezondheidsproblemen, laaggeletterdheid en een gebrek aan contacttaal hen extra kwetsbaar maken op verschillende levensdomeinen. Vooral ouderen, EU-burgers uit landen die na 2004 lid van EU geworden zijn, of Europese burgers uit niet EU landen hebben een grotere kans op kwetsbaarheid. Veel van hen dragen een zware last mee uit hun land van herkomst, inclusief ernstige gezondheidsproblemen. Ze leven vaak ongezond, hebben weinig of geen netwerk en daardoor verslechtert hun situatie verder. Ze bevinden zich in precaire woon- en werkomstandigheden en hebben een grotere afstand tot zorg en andere vormen van ondersteuning.
Dit probleem is vooral zichtbaar bij oudere (intra-Europese) migranten.
Velen belanden in precaire leef- en werkomstandigheden, zoals schijnzelfstandigheid in malafide bedrijven, uitbuiting door werkgevers (gedwongen zwartwerk of werken met nepstatuten) en/of afhankelijkheid van huisjesmelkers. Ze kunnen niet terugvallen op een netwerk dat bekend is met de Belgische samenleving en kennen het sociale systeem onvoldoende, waardoor ze moeilijk de juiste hulp en ondersteuning vinden. Hulpverlening bereikt deze doelgroep lastig, onder andere door EU-wetgeving die de toegang tot het OCMW beperkt.
8
Private huurmarkt ontoegankelijk voor kwetsbare Gentenaars door ingewikkelde procedures en voorwaarden
Voor mensen in een kwetsbare positie is het vrijwel onmogelijk om een woning te huren op de private huurmarkt. De belangrijkste drempel voor een toegankelijke private huurmarkt is en blijft het onvoldoende aanbod aan betaalbare woningen in Gent, en een onevenwicht tussen vraag en aanbod, waardoor verhuurders in staat zijn om extra voorwaarden op te leggen. Voor kansarme Gentenaars vormen de complexe procedures en strenge voorwaarden nog een bijkomende drempel.
- Veel immokantoren vereisen dat je eerst een huurprofiel aanmaakt waarin je jezelf voorstelt en je inkomensgegevens doorgeeft. Hierdoor worden mensen in armoede vaak al uitgesloten nog voordat ze een kans krijgen op een bezichtiging. Veel van hen, en hun begeleiders, geven het daarom op om via deze kantoren een woning te zoeken. Als je al een afspraak kunt maken via een immokantoor en interesse hebt in de woning, moet je een kandidatuur indienen. Dit moet vaak online of via e-mail, wat voor sommige gezinnen al een uitdaging vormt. Ook hierbij moet je opnieuw financiële gegevens invullen. In veel gevallen hoor je vervolgens niets meer, en in uitzonderlijke gevallen ontvang je een korte melding dat de woning al verhuurd is.
- Particuliere verhuurders vragen vaak als eerste of je alleenstaand bent, gevolgd door de vraag of je werkt. Als je aangeeft werkzoekend te zijn of een leefloon te ontvangen, is er vaak ineens sprake van een "optie" op de woning, waardoor je de woning niet kunt bezichtigen.
Deze obstakels maken het voor kansarme mensen buitengewoon moeilijk om toegang te krijgen tot de private huurmarkt.
39
Het onderwijslandschap weerspiegelt onvoldoende de diverse maatschappij waarin leerlingen opgroeien
Leerlingen hebben op verschillende leeftijden en in de situaties waarin ze opgroeien verschillende noden. Het onderwijssysteem is onvoldoende afgestemd op deze diverse noden, wat resulteert in ongelijke onderwijskansen voor veel leerlingen. Het onderwijslandschap weerspiegelt niet voldoende de diverse maatschappij waarin leerlingen opgroeien, waardoor vele leerlingen weinig rolmodellen in het onderwijs zien.
Enkele ervaringen van mensen met een migratieachtergrond in het onderwijs en op de werkvloer:
- Twijfels over competenties en ambities: Onze competenties en ambities worden op basis van huidskleur, thuistaal en culturele achtergrond nog te vaak in twijfel getrokken in de samenleving. We ervaren dit jammer genoeg ook als we een theoretische richting willen volgen in het Gentse secundair onderwijs. Dit voelt onrechtvaardig en denigrerend aan.
- Dubbel bewijzen: Het gevoel ontstaat dat we ons dubbel moeten bewijzen en geen fouten mogen maken. Voor wie nog Nederlands leert, is de taal een extra uitdaging. We dragen daarenboven vaak een zware rugzak omwille van migratie en leven soms in precaire omstandigheden. Leerkrachten en medeleerlingen onderschatten dit of voelen deze extra inspanningen onvoldoende aan.
- Zelfdiscriminatie: We merken tijdens onze schoolcarrière vaak onderschatting en ontrading. Als weinig mensen in je geloven, vraagt het studeren en naar school gaan extra zelfvertrouwen en kracht. Dit knaagt aan onze eigenwaarde, nu, maar ook bij onze verdere studies en loopbaan.
De schooluren van het secundair onderwijs zijn niet afgestemd op het ritme van jongeren, vooral diegenen die opgroeien in kwetsbare situaties. Jongeren in de puberteit hebben een ander slaappatroon doordat melatonine pas later aangemaakt wordt. Hierdoor hebben ze vaak te weinig slaap door schermgebruik, sociale media, gamen, en andere activiteiten, wat negatieve gevolgen heeft voor hun leerloopbaan.
Daarnaast werken sommige jongeren 's avonds voor extra inkomen. Oudere kinderen kunnen verantwoordelijk zijn voor een deel van het huishouden en de zorg voor jongere broers of zussen. De schooltijd is onduidelijk geworden, met vage en niet-afgebakende contacturen, waardoor jongeren niet meer weten wanneer ze op school aanwezig moeten zijn. Dit vermindert de sociale controle door bijvoorbeeld jeugdwelzijnswerkers en bemoeilijkt het aanspreken van jongeren om naar school te gaan. Door de toegenomen vrije tijd ontstaan er meer vervelingsproblemen, wat leidt tot minder goede keuzes en een verminderde werkattitude bij jongeren. Dit resulteert in een verlies van verbinding met de school.
52
Digitalisering zorgt voor uitsluiting en verhoogt de druk op de eerstelijn®
Digitalisering zorgt voor uitsluiting en verhoogt de druk op de eerstelijnszorg. Organisaties en (overheids-)diensten lanceren steeds vaker online toepassingen en zetten minder in op fysieke en telefonische bereikbaarheid. Een drang naar 'efficiëntie' en financiële beheersbaarheid verlaagt de toegankelijke frontoffice dienstverlening. De meeste websites zijn niet toegankelijk voor laaggeletterden, zowel door digitale ontoegankelijkheid als door de opbouw en taalgebruik. Diensten zijn vaak enkel online bereikbaar, afspraken moeten online gemaakt worden en voor opvolging of vragen word je doorverwezen naar contactcenters, waardoor dossieropvolging ontbreekt.
De digitalisering van de maatschappij heeft gevolgen voor de toegang tot essentiële diensten en voor de rechten van de meest kwetsbaren die dit opgelegde tempo niet kunnen bijhouden. Veel burgers hebben onvoldoende digitale vaardigheden en/of mogelijkheden om de online toepassingen te gebruiken. De groep die niet mee kan groeit en wordt diverser, waardoor steeds meer burgers problemen ervaren om beroep te doen op (overheids-)diensten.
Organisaties en (overheids-)diensten werken idealiter volgens het click-call-connect-principe: eerst doorverwijzen naar de website (click), dan helpen via telefoon of e-mail (call), en als laatste mogelijkheid via een persoonlijke afspraak (connect). De tweede en derde stap (call en connect) vallen echter vaak weg, waardoor de toegankelijkheid van diensten verlaagt.
De digitale kloof treft kwetsbare groepen zoals ouderen en laaggeletterden extra hard, wat leidt tot uitsluiting en verminderde zelfredzaamheid. Steeds meer mensen hebben ondersteuning nodig bij eenvoudige administratieve handelingen, wat hun privacy beïnvloedt doordat ze gevoelige gegevens moeten delen met kennissen of professionals. Deze ondersteuningsvragen komen vaak terecht bij laagdrempelige nulde- en eerstelijnshulpverlening, zoals maatschappelijk werk in wijkgezondheidscentra en OCMW, stekwerkingen van SAAMO en inloopteams. Dit verhoogt de druk op deze eerstelijnshulpverlening.
Voorbeelden:
- Onthaal neemt samen met cliënten contact op met energieleveranciers en schuldeisers, waardoor hun contactgegevens in het dossier van de cliënt terechtkomen. Briefwisseling komt dan bij hen terecht, terwijl dit niet voor hen bestemd is.
- Herinschrijven op de wachtlijst voor sociale woningen vereist een werkende itsme-account.
- Bij het te laat indienen van een belastingaangifte riskeer je een boete en belastingverhoging als je niet binnen 14 dagen je aangifte doet. Mensen die de taal niet machtig zijn, laaggeletterd zijn en niet mee zijn met de digitalisering zijn hier vaak de dupe van.
- Digitale toestellen zijn onbetaalbaar en oudere toestellen zijn vaak niet veilig of bruikbaar voor itsme, online bankieren of belangrijke apps en overheidswebsites.
- Er wordt te weinig geïnvesteerd in papieren wijkcommunicatie. Bewoners zijn onvoldoende op de hoogte van activiteiten, beslissingen van het stadsbestuur en aanspreekpunten in hun wijk.
- De aanvraag van een huuraanpassing voor een sociale woning kan enkel nog digitaal.
- Documenten voor het groeipakket moeten digitaal worden ingediend. Hoewel fysieke indiening wettelijk mogelijk is, is het voor ouders niet duidelijk hoe dit kan.
- Scholen communiceren met ouders en leerlingen via smartschool en andere digitale platformen. Facturen worden vaak per mail verzonden.
- De aanmelding voor het onderwijs gebeurt digitaal. De inschrijving op school verloopt op sommige scholen digitaal en op andere scholen fysiek.
- Mensen zonder digitale identiteitskaart (zoals mensen met voorlopig verblijf) worden vaak uitgesloten, bijvoorbeeld bij het raadplegen van documenten. Gentinfo en andere eerstelijnsdiensten helpen soms door documenten af te drukken, maar dit is geen structurele oplossing.
- Bij veel diensten zoals banken, vakbonden, ziekenfondsen, energieleveranciers en de politie verdwijnen de loketten, wat de fysieke bereikbaarheid vermindert.
- Veel winkels, restaurants en koffiehuizen accepteren geen contante betalingen meer, hoewel dit wettelijk verplicht is. Kwetsbare mensen (door armoede, leeftijd of beperking) hebben vaak geen krediet op een kaart of betalen liever contant om overzicht te houden.
- De federale overheidsdienst sociale zekerheid is telefonisch niet bereikbaar. Als het online indienen van een aanvraag (bijvoorbeeld erkenning handicap) niet lukt, krijg je geen verdere hulp.
- De jobbonus moet online worden aangevraagd via itsme of telefonisch via een nummer van de Vlaamse overheid. Er is geen 'live' alternatief, waardoor veel vragen over de jobbonus bij eerstelijnswerkers terechtkomen.
- Mutualiteiten verzenden per email PDF-documenten die mensen moeten invullen en tekenen. Veel laaggeletterden hebben geen printer en kunnen dit dus niet doen. Vaak wordt niet duidelijk vermeld dat het document ook per post kan worden ontvangen.
65
De afbouw van de loketfunctie zorgt voor een verminderde dienstverlening
Algemene dienstverlening gaat achteruit door de vermindering of zelfs afschaffing van de loketfunctie en het sluiten van fysieke kantoren. Dit geldt voor heel wat diensten en organisaties. Maar deze algemene tendens wordt in eerste instantie sterk doorgevoerd bij banken, maar ook binnen de zorg komt deze tendens steeds meer en meer voor. Dit maakt het moeilijker voor klanten om persoonlijk contact te krijgen. Telefonische menu's zijn vaak ingewikkeld, en via chat worden klanten vaak doorverwezen naar andere pagina's op de website, wat het proces frustrerend maakt.
Voor mensen met weinig of geen digitale vaardigheden, zoals veel gepensioneerden, is de toegankelijkheid hierdoor erg beperkt.
De afbouw van de loketfunctie vormt geen probleem voor digitaal vaardige mensen; integendeel, de digitale toegang geeft hen vaak efficiëntiewinst. Maar voor mensen die niet over de digitale vaardigheden beschikken (en deze misschien nooit zullen kunnen verwerven), werkt dit de ontoegankelijkheid in de hand. Alleen vermogende klanten krijgen nog persoonlijke begeleiding via een personal bankier.
71
Drempels naar vrije tijd ®
Er is te weinig vrijetijdsaanbod dat voldoet aan de 9 b’s (bereikbaarheid, beschikbaarheid, betaalbaarheid, begrijpbaarheid, bruikbaarheid, betrouwbaarheid, bekendheid, betreedbaarheid, begripvol). Mensen in een kwetsbare positie ondervinden hierdoor drempels naar vrijetijdsactiviteiten.
Voorbeelden:
- De activiteiten van de Sportdienst van Stad Gent zijn betaalbaar en toegankelijk, maar de inschrijvingsmodaliteiten vormen een drempel. De website is niet gebruiksvriendelijk, en er zijn lange wachttijden via de telefoon op cruciale momenten, waardoor populaire plaatsen snel vol zitten. Inschrijvingsmomenten vallen vaak buiten kantooruren, waardoor ondersteunende diensten niet beschikbaar zijn. Daarnaast is het aanbod niet voldoende bekend bij het brede publiek, waardoor er ondanks de hoge vraag soms nog plaatsen beschikbaar zijn voor sportactiviteiten. Op het vlak van betaling is het moeilijk om papieren facturen te verkrijgen, en deelname wordt geannuleerd na 14 dagen zonder betaling, terwijl er soms ook fouten gebeuren met de factuur.
- Het aanbod van voetbalclubs is onvoldoende en er is geen transparant systeem van voorrangsregels en inschrijvingsprocedure. Clubs hanteren vaak hun eigen criteria vanwege het tekort aan trainers, waarbij speelkwaliteit en ervaring soms doorslaggevend zijn in de selectie. De afstand tot de club speelt niet altijd een rol bij de selectie, wat kwetsbare groepen zoals nieuwkomers benadeelt en hen minder kansen biedt om in een duurzaam clubverband te spelen.
- Zwemlessen, zowel als vrijetijdsbesteding als voor het aanleren van een essentiële vaardigheid, zijn steeds meer een privilege geworden. Elk kind zou veilig het water in moeten kunnen, maar er is meer actie van de overheid nodig om dit te realiseren. Zwemmen is enkel nog een eindterm in het basisonderwijs, maar zelfs daar worden zwemlessen vaak beperkt of niet ingericht door hoge kosten. Private zwemlessen zijn duur en hebben onvoldoende capaciteit. Voor kinderen met een migratieachtergrond is het belangrijk dat er cultuursensitief wordt omgegaan met zwemmen in openbare zwembaden.
Bepaalde groepen ondervinden extra obstakels in de toegankelijkheid van vrijetijdsaanbod:
Voorbeelden:
- Voor thuiswonende mensen met dementie is er een tekort aan laagdrempelig aanbod, ondanks het belang van een actief leven. Het bestaande aanbod is onvoldoende bekend en niet gedifferentieerd qua inhoud en bereikbaarheid. De doelgroep is divers en heeft een breed aanbod nodig (zoals voor mensen met jongdementie of een andere culturele achtergrond). Er is behoefte aan zowel groepsaanbod als individueel aanbod, en het bestaande vrijetijdsaanbod moet inclusiever worden met aangepaste activiteiten en kennis over dementie.
- Jonge kinderen uit maatschappelijk kwetsbare situaties, die vaak in erbarmelijke woonomstandigheden leven, hebben onvoldoende vrijetijdsactiviteiten tijdens de vakantie, vooral in de wintermaanden. Veel kinderen moeten zich thuis bezighouden in een beperkte ruimte zonder aanbod. Bestaande convenanten dekken niet alle vakantieweken qua speelpleinwerking, de locaties zijn niet altijd waar de noden het hoogst zijn en er is nood aan een verbetering van het statuut van animatoren om voldoende personeel aan te trekken. Voor kinderen jonger dan 6 jaar is het aanbod bijzonder schaars.
- In het Deeltijds Kunstonderwijs zijn de drempels voor maatschappelijk kwetsbare gezinnen hoog, en er zijn onvoldoende middelen en personeel om aan deze behoeften in een grootstedelijke context tegemoet te komen. Hoewel de tarieven betaalbaar zijn en er sociale kortingen bestaan, is het aanbod onvoldoende bekend. Ondersteuning bij inschrijving is nodig, de verplichte aanwezigheid schrikt af, de communicatie is soms onduidelijk, en de neiging tot centralisatie bemoeilijkt de toegankelijkheid / zorgt voor een drempel in bereikbaarheid.
De coördinatie vanuit het Onderwijscentrum Gent is weggevallen, wat de samenwerking en communicatie verder bemoeilijkt.
72
Plaatsgebrek en ontoegankelijkheid in de kinderopvang vormen een ernstige bedreiging voor de levenskwaliteit en de groeikansen voor kinderen en ouders op korte en lange termijn
Er is een aanzienlijk tekort aan plaatsen in de kinderopvang en ook een gebrek aan flexibele opvangmogelijkheden. Vaak moet je maanden van tevoren een plek aanvragen, en veel opvangcentra vereisen dat kinderen minstens twee dagen per week ingeschreven staan. Bovendien moet je bij inschrijving direct vastleggen welke dagen je kind komt, wat later moeilijk te wijzigen is. Hierdoor sluit kinderopvang vaak niet aan op de behoeften van ouders, die daardoor geen geschikte opvang vinden of deze niet op de gewenste tijden of locaties beschikbaar hebben.
“Een familie zocht 10 maanden naar een crèche in de buurt van Sint-Amandsberg en moest uiteindelijk buiten Gent gaan.”
Onderzoek laat zien dat kwalitatieve kinderopvang een cruciale rol speelt in het bestrijden van (kinder)armoede. Het biedt ouders niet alleen de gelegenheid om te werken of een opleiding te volgen, maar helpt ook bij de ontwikkeling van kinderen en het sociaal ontplooien van gezinnen.
Gent neemt diverse initiatieven vanuit haar sturende en uitvoerende rol om het tekort en de ontoegankelijkheid van kinderopvang aan te pakken. Ondanks deze inspanningen zijn de uitdagingen groot. In Gent zijn er 4647 kinderopvangplaatsen voor baby's en peuters, wat neerkomt op 53,4 plaatsen per 100 kinderen tot 2 jaar, boven het Vlaams gemiddelde van 43,7%. Toch is dit onvoldoende: 43% van de geregistreerde opvangaanvragen bij het Kinderopvangpunt bleef in 2023 onbeantwoord.
Dit tekort dwingt ouders vaak om thuis te blijven om voor hun kinderen te zorgen, wat in veel sectoren geen haalbare optie is. Ouders zonder beschikbare kinderopvang zijn soms genoodzaakt hun baan tijdelijk op te zeggen, wat leidt tot inkomensverlies en verminderde rechtenopbouw voor vakantie en pensioen.
Het toekomstplan voor de Vlaamse kinderopvang geeft aan dat als kinderopvang een recht wordt, 80% van de kinderen ervan gebruik zal maken. Hoewel Stad Gent al voorzieningen in prefinanciering creëert om sneller nieuwe opvangplaatsen te realiseren, ligt de financieringsverantwoordelijkheid bij de Vlaamse overheid.
Het tekort aan opvangplaatsen, gecombineerd met de recent gewijzigde voorrangsregels, zorgt ervoor dat steeds minder gezinnen geschikte opvang vinden. Onderzoek (Viona) heeft aangetoond dat er een aanzienlijke sociale kloof bestaat in het gebruik van kinderopvang in Vlaanderen. Gezinnen van Belgische oorsprong, met hoge inkomens en hoogopgeleiden maken het meest gebruik van formele kinderopvang.
Sterkere, mondige ouders slagen erin sneller een plaats te reserveren. Daarom is er in Gent een afspraak tussen de opvanginitiatieven en het Kinderopvangpunt dat inschrijvingen pas 9 maanden voor de start van de opvang plaatsvinden. Echter, in de praktijk merken we dat sommige opvanginitiatieven deze afspraak niet naleven. Bijvoorbeeld: ouders nemen contact op met de kinderopvang zodra ze zwanger zijn, soms meer dan een jaar vóór de start van de opvang. Zij krijgen dan informeel de bevestiging dat er nog een plek vrijgehouden zal worden (soms wordt zelfs een waarborg betaald of een contract getekend).
Hierdoor kunnen nieuwkomers, recent gemigreerde personen, en mensen met onstabiele banen geen kinderopvang vinden wanneer ze een opleiding willen volgen, Nederlands willen leren, of willen werken. Er is een behoefte aan opleidingen inclusief opvangmogelijkheden en een locatie in de wijk waar zij met al hun vragen terechtkunnen.
Gezinnen in kwetsbare situaties hebben vaak korte interim-banen waardoor zij geen rechten opbouwen; door de nieuwe voorrangsregels moeten zij nu ook thuisblijven omdat ze geen aanspraak meer kunnen maken op kinderopvang. Turbulente carrières zijn het nieuwe normaal geworden.
Dit vergroot eveneens de druk op de eerstelijnszorg. Ouders kunnen niet deelnemen aan activiteiten die hun welzijn en opleidings- en werkgelegenheidskansen vergroten, of zij nemen hun kinderen mee naar activiteiten die voor ouders bedoeld zijn. Ook een woning zoeken zonder de kinderen erbij is haast onmogelijk. Organisaties overschrijden hun bevoegdheden en bieden zelf kinderopvang aan bij bijvoorbeeld taal- en woonprojecten.
73
De nieuwe voorrangsregels maken de kinderopvang nog minder toegankelijk voor een grote groep ouders, vooral kwetsbare moeders
Op 1 april 2024 veranderden de voorrangsregels in de kinderopvang voor de kinderopvanglocaties waarbij ouders betalen volgens hun inkomen (“Trap 2-locaties” genoemd).
Bij de verdeling van de schaarse plaatsen in kinderopvang wordt absolute voorrang voorzien voor ouders die minstens 80% werken of een opleiding volgen. In een tweeoudergezin wordt er gekeken naar de gemiddelde tewerkstellingsbreuk. Wanneer de ene ouder voltijds werkt en de andere halftijds, komen ze bijvoorbeeld niet aan gemiddeld 80%. De voorrang voor broers/zussen en pleegkinderen blijft wel behouden.
Men mag nog maximum 10% van de totale capaciteit voorbehouden voor kinderen in ‘gezondheids- of welzijnssituaties’, wat veel minder is dan voorheen. Er is geen voorrang meer voor eenoudergezinnen of voor de laagste inkomens.
Vooral vrouwen zullen hier het effect van voelen, aangezien zij vaker deeltijds werken uit noodzaak of om zorgtaken op zich te nemen.
De nieuwe regels zetten bovendien sectoren zoals zorg en kinderopvang, waar deeltijdse contracten overheersen, onder druk. Sectoren die stoelen op seizoensarbeid of wisselende arbeidsregimes (vaak de lager betaalde jobs) zullen eveneens geconfronteerd worden met werknemers die geen opvang vinden voor hun kind.
Onder de nieuwe voorrangsregels zullen kinderen uit kwetsbare gezinnen minder ontwikkelingskansen krijgen en dus dreigt de sociale kloof groter te worden.
De toekomstgroep Kinderopvang, een werkgroep met experts, vakbonden, werkgevers en vertegenwoordigers van de sector, stelt het scherp: “Niemand stelt zich de vraag of een kleuter voorrang krijgt op school. Waarom zouden we dat wel doen in de kinderopvang?”