Werk

43

Druk op onderwijs: impact op leerkrachten en scholen

Leerkrachten, directies en zorgpersoneel in het onderwijs ervaren een zware belasting door factoren zoals lerarentekorten, uitdagendere klasgroepen, wijzigingen in leerplandoelen, maatschappelijke verwachtingen ten aanzien van onderwijs, een hogere administratieve last en de omgang met mondige ouders. Deze belasting heeft aanzienlijke gevolgen voor zowel het personeel als de leerlingen:

  • Voor het personeel is er vaak onvoldoende ruimte om deel te nemen aan ondersteunende activiteiten zoals trajecten, vorming en lerende netwerken. Deze activiteiten kunnen bijdragen aan verbetering van de onderwijskwaliteit en het verlichten van de werkdruk. Het gebrek aan deelname kan een vicieuze cirkel veroorzaken, waarbij langdurige ziekte onder leerkrachten leidt tot een verdere toename van lerarentekorten.
  • Ook bij de buitenschoolse opvang is er geen ruimte en mankracht meer om in te zetten op kwalitatieve en degelijke ondersteuning van de begeleiders. Hierdoor kan ook minder kwalitatieve opvang voorzien worden voor kinderen.

  • De druk op de onderwijskwaliteit kan ertoe leiden dat leerlingen minder goed onderwijs genieten. Dit uit zich vaak in thuisonderwijs of studie door de afwezigheid van leerkrachten, minder gemotiveerde leerkrachten en een verminderde motivatie bij de leerlingen zelf.

Er zijn grote uitdagingen bij het aanpakken van vroegtijdig schoolverlaten, vooral in Gent, waar in 2021-2022 16,9% (714 leerlingen) het onderwijs verliet zonder kwalificatie. Dit cijfer toont een lichte stijging ten opzichte van 2020-2021 (16,4%). Schoolse vertraging speelt hierin een grote rol: bij meer dan twee jaar vertraging is er 56,3% kans op uitval. Dit benadrukt de noodzaak van sterke basiszorg gedurende de volledige schoolloopbaan, beginnend in het basisonderwijs. Zittenblijven moet zorgvuldig worden overwogen, met oog op zowel korte- als langetermijngevolgen.

Een goede studiekeuze is cruciaal om vroegtijdige schooluitval te voorkomen. Leerlingen die van een theoretische naar een arbeidsmarktgerichte finaliteit gaan, lopen een hoger risico (27,3%). Ook risicokenmerken van kansarmoede verhogen de kans op uitval. In 2021-2022 verliet 58,9% van de DBSO-leerlingen, 31,2% van de BSO-leerlingen en kleinere percentages van TSO-, KSO- en ASO-leerlingen het onderwijs zonder diploma. Dit vraagt om een gedeelde verantwoordelijkheid van alle onderwijsvormen, omdat veel leerlingen doorstromen naar andere finaliteiten (het watervalsysteem).

Daarnaast is er zorg over de inkanteling van deeltijds onderwijs in het duaal leren. Hoewel duaal leren veel voordelen biedt, blijkt het te hoogdrempelig voor de kwetsbare doelgroep in deeltijds onderwijs. Dit zou kunnen leiden tot een hogere uitval.

Tot slot is het essentieel om schoolteams te ondersteunen in een grootstedelijke en diverse context. Verbondenheid met de school, autonomie en competentie bevorderen de motivatie van leerlingen. Leraren spelen hierin een sleutelrol door geloof in de groei van leerlingen en het bieden van gedifferentieerd onderwijs met hoge verwachtingen voor iedereen.

56

De wachtlijsten bij thuis- en poetsdiensten zorgen voor problemen

Het was al moeilijk om een poetsdienst te regelen voor mensen met een zorgnood, maar door de verkorte ziekenhuisopnames is de vraag nog verder toegenomen. Voorheen kon dit deels worden opgevangen door de overbruggingshulp vanuit de Lokale Dienstencentra, maar dit aanbod is inmiddels ook stopgezet. Uit onderstaande tabel blijkt dat in Gent het grootste aantal openstaande vacatures die voor schoonmakers bij mensen thuis is.

Openstaande vacatures

https://gent.buurtmonitor.be/dashboard/dashboard/arbeidsmarktkrapte-en-mismatch)

61

Druk op de eerstelijn®

Binnen de sectoren van de kinderopvang, onderwijs, gezondheids- en welzijnszorg blijft de werkdruk hoog, mede door het niet kunnen invullen van vacatures. De grafieken hieronder tonen duidelijk dat schoonmakers, verpleegkundigen, zorgkundigen, begeleiders in de kinderopvang en leerkrachten de beroepen zijn met de meeste openstaande vacatures.

Deze sectoren kampen met complexe vragen en wachtlijsten. Er ontstaat een vicieuze cirkel: de zware werkdruk leidt tot meer stress en minder motivatie om deze banen te vervullen, wat de werkdruk verder verhoogt en de aantrekkelijkheid van deze beroepen nog verder verlaagt.

www.samvzw.be/sites/default/files/2023-03/230323_Druk_op_de_1ste_lijn_tekst.pdf

63

Druk op vrijwilligerswerk®

Vrijwilligerswerk speelt een cruciale rol in aanvulling op professionele hulpverlening, maar wordt steeds vaker als structurele oplossing ingezet voor tekortkomingen in beleid en personeelstekorten, vooral door de druk op de eerstelijnszorg. Door de toenemende armoede en complexere hulpvragen, mede veroorzaakt door opeenvolgende crisissen, groeit de druk op vrijwilligersorganisaties. Tegelijkertijd verandert het vrijwilligersengagement: vrijwilligers worden ouder, minder langdurig betrokken en hebben meer specifieke begeleiding nodig; wat niet altijd beschikbaar is door de hoge druk op de organisaties.

Veel vrijwilligers komen uit kwetsbare achtergronden en hebben zelf extra ondersteuning nodig, wat vaak ontbreekt. Dit zorgt voor negatieve ervaringen en drempels voor mensen in kwetsbare posities die vrijwilligerswerk willen doen, zoals angst voor verlies van uitkeringen.

Organisaties hebben moeite om sterke vrijwilligers te vinden, vooral voor wekelijks engagement, en stoppen soms met vrijwilligerswerk. De vermaatschappelijking van de zorg legt meer druk op vrijwilligers. Er is een gebrek aan voldoende begeleiding, ondersteuning, coaching en waardering van vrijwilligers, wat essentieel is voor positieve effecten van vrijwilligerswerk.

Vrijwilligersorganisaties kampen met administratieve lasten en onvoldoende ondersteuning, vooral bij het werken met mensen in arbeidszorgtrajecten. De hulpvragen nemen toe in aantal, diversiteit en complexiteit, en er is een stijgende vraag naar voedselhulp. Er zijn te weinig duurzaam inzetbare vrijwilligers, en de bestaande vrijwilligers zijn vaak ouder of hebben een arbeidshandicap.

Vrijwilligers voelen zich overbelast en maken zich zorgen over de toekomst van vrijwilligerswerk. Logistieke problemen zoals verouderde gebouwen, gebrek aan opslagruimte en slechte infrastructuur belemmeren de efficiëntie van voedselondersteuning. Communicatiemoeilijkheden met anderstaligen en tekort aan begeleiding van bepaalde hulpvragers vergroten de druk op vrijwilligersorganisaties.

72

Plaatsgebrek en ontoegankelijkheid in de kinderopvang vormen een ernstige bedreiging voor de levenskwaliteit en de groeikansen voor kinderen en ouders op korte en lange termijn

Er is een aanzienlijk tekort aan plaatsen in de kinderopvang en ook een gebrek aan flexibele opvangmogelijkheden. Vaak moet je maanden van tevoren een plek aanvragen, en veel opvangcentra vereisen dat kinderen minstens twee dagen per week ingeschreven staan. Bovendien moet je bij inschrijving direct vastleggen welke dagen je kind komt, wat later moeilijk te wijzigen is. Hierdoor sluit kinderopvang vaak niet aan op de behoeften van ouders, die daardoor geen geschikte opvang vinden of deze niet op de gewenste tijden of locaties beschikbaar hebben.
“Een familie zocht 10 maanden naar een crèche in de buurt van Sint-Amandsberg en moest uiteindelijk buiten Gent gaan.”

Onderzoek laat zien dat kwalitatieve kinderopvang een cruciale rol speelt in het bestrijden van (kinder)armoede. Het biedt ouders niet alleen de gelegenheid om te werken of een opleiding te volgen, maar helpt ook bij de ontwikkeling van kinderen en het sociaal ontplooien van gezinnen.
Gent neemt diverse initiatieven vanuit haar sturende en uitvoerende rol om het tekort en de ontoegankelijkheid van kinderopvang aan te pakken. Ondanks deze inspanningen zijn de uitdagingen groot. In Gent zijn er 4647 kinderopvangplaatsen voor baby's en peuters, wat neerkomt op 53,4 plaatsen per 100 kinderen tot 2 jaar, boven het Vlaams gemiddelde van 43,7%. Toch is dit onvoldoende: 43% van de geregistreerde opvangaanvragen bij het Kinderopvangpunt bleef in 2023 onbeantwoord.
Dit tekort dwingt ouders vaak om thuis te blijven om voor hun kinderen te zorgen, wat in veel sectoren geen haalbare optie is. Ouders zonder beschikbare kinderopvang zijn soms genoodzaakt hun baan tijdelijk op te zeggen, wat leidt tot inkomensverlies en verminderde rechtenopbouw voor vakantie en pensioen.

Het toekomstplan voor de Vlaamse kinderopvang geeft aan dat als kinderopvang een recht wordt, 80% van de kinderen ervan gebruik zal maken. Hoewel Stad Gent al voorzieningen in prefinanciering creëert om sneller nieuwe opvangplaatsen te realiseren, ligt de financieringsverantwoordelijkheid bij de Vlaamse overheid.
Het tekort aan opvangplaatsen, gecombineerd met de recent gewijzigde voorrangsregels, zorgt ervoor dat steeds minder gezinnen geschikte opvang vinden. Onderzoek (Viona) heeft aangetoond dat er een aanzienlijke sociale kloof bestaat in het gebruik van kinderopvang in Vlaanderen. Gezinnen van Belgische oorsprong, met hoge inkomens en hoogopgeleiden maken het meest gebruik van formele kinderopvang.
Sterkere, mondige ouders slagen erin sneller een plaats te reserveren. Daarom is er in Gent een afspraak tussen de opvanginitiatieven en het Kinderopvangpunt dat inschrijvingen pas 9 maanden voor de start van de opvang plaatsvinden. Echter, in de praktijk merken we dat sommige opvanginitiatieven deze afspraak niet naleven. Bijvoorbeeld: ouders nemen contact op met de kinderopvang zodra ze zwanger zijn, soms meer dan een jaar vóór de start van de opvang. Zij krijgen dan informeel de bevestiging dat er nog een plek vrijgehouden zal worden (soms wordt zelfs een waarborg betaald of een contract getekend).
Hierdoor kunnen nieuwkomers, recent gemigreerde personen, en mensen met onstabiele banen geen kinderopvang vinden wanneer ze een opleiding willen volgen, Nederlands willen leren, of willen werken. Er is een behoefte aan opleidingen inclusief opvangmogelijkheden en een locatie in de wijk waar zij met al hun vragen terechtkunnen.

Gezinnen in kwetsbare situaties hebben vaak korte interim-banen waardoor zij geen rechten opbouwen; door de nieuwe voorrangsregels moeten zij nu ook thuisblijven omdat ze geen aanspraak meer kunnen maken op kinderopvang. Turbulente carrières zijn het nieuwe normaal geworden.
Dit vergroot eveneens de druk op de eerstelijnszorg. Ouders kunnen niet deelnemen aan activiteiten die hun welzijn en opleidings- en werkgelegenheidskansen vergroten, of zij nemen hun kinderen mee naar activiteiten die voor ouders bedoeld zijn. Ook een woning zoeken zonder de kinderen erbij is haast onmogelijk. Organisaties overschrijden hun bevoegdheden en bieden zelf kinderopvang aan bij bijvoorbeeld taal- en woonprojecten.

75

Uitbuiting op de arbeidsmarkt

Mensen met een migratieachtergrond ervaren aanzienlijke moeilijkheden bij het vinden van passend werk dat aansluit bij hun talenten en competenties. Ze belanden vaker in instabiele en onzekere arbeidsomstandigheden, zoals tijdelijke banen en precaire contracten, wat resulteert in een beperkte opbouw van arbeidsrechten.

De oorzaken van deze problemen zijn divers. Discriminatie op de arbeidsmarkt, zoals blijkt uit praktijktesten, vormt een belangrijk obstakel. Daarnaast zijn er vaak onrealistische taalvereisten en wordt er onvoldoende erkenning gegeven aan eerder verworven competenties. Dit geldt in het bijzonder voor anderstalige nieuwkomers, zoals arbeidsmigranten, die moeilijk toegang krijgen tot de reguliere arbeidsmarkt. Hierdoor komen zij regelmatig in aanraking met malafide bedrijven die hen niet als volwaardige werknemers behandelen. Deze bedrijven overtreden vaak de arbeidsregels, wat leidt tot situaties waarin werknemers te maken krijgen met nepstatuten, zwartwerk, erbarmelijke werkomstandigheden en onveilige situaties. Dit heeft dan ook ernstige gevolgen op hun gezondheid en welzijn. Soms escaleren deze omstandigheden zelfs, waarbij werknemers worden opgesloten totdat het werk is voltooid. Deze praktijken doen sterk denken aan een moderne vorm van slavernij.

Mensen met een migratieachtergrond komen dikwijls terecht in sectoren zoals de bouw, schoonmaakbedrijven en hotels, of worden ingeschakeld bij onderaannemers vanwege hun lage loonkosten. Daarnaast worden ze vaak richting de schoonmaaksector geduwd, wat suggereert dat hun andere vaardigheden en competenties minder worden gewaardeerd.

76

Schijnzelfstandigheid

Diverse diensten en organisaties stuiten op mensen die zich in situaties van schijnzelfstandigheid bevinden, vaak intra-Europese migranten. Deze situatie kan ernstige gevolgen hebben, zoals arbeidsongevallen zonder de juiste ziekteverzekering. Er is een gebrek aan toegankelijke informatie over schijnzelfstandigheid voor deze groep.

Gent draaischijf voor sociale uitbuiting van Bulgaren: "Echte maffiapraktijken, ik kreeg 50 euro per week" | VRT NWS: nieuws  

77

Precaire arbeidsomstandigheden bij schoonmakers

Er zijn een aantal ernstige problemen bij de private schoonmaakbedrijven die in opdracht van Stad Gent openbare gebouwen schoonmaken. De meeste van deze jobs worden ingevuld door mensen met een (recente) migratieachtergrond en een laag opleidingsniveau.   

  • Er is een stijging in het aantal tijdelijke – en interimcontracten, wat leidt tot meer onzekerheid en precariteit in de schoonmaaksector.  
  • De stad stelt bepaalde eisen aan de schoonmaakbedrijven, zoals het opnemen van sociale clausules in de raamcontracten. Deze clausules omvatten bijvoorbeeld vereisten rond personeelsbeleid en het aanbieden van taalcoaching. In de praktijk worden deze eisen echter niet altijd nageleefd, waardoor het welzijn van de schoonmakers onder druk komt te staan.
  • De syndicale rechten en de vrijheid van organisatie worden niet gerespecteerd door deze bedrijven. Personeel wordt onder druk gezet en geïntimideerd om niet deel te nemen aan vakbonden of andere belangenverenigingen. 
  • Afspraken uit de collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO’s) worden niet nageleefd.
    • Voorbeeld: Volgens de nieuwe CAO in PC121 hebben schoonmakers recht op een premie wanneer ze hun privé gsm gebruiken voor werkgerelateerde zaken, zoals tijdsregistratie of contact met de werfleider. Het bedrijf weigert deze premie uit te betalen.  
  • Veel schoonmakers hebben een migratieachtergrond en een beperkte kennis van het Nederlands. Hierdoor zijn ze vaak niet op de hoogte van hun rechten binnen de arbeidsreglementen en de Belgische arbeidswetgeving.
    • Voorbeeld: een schoonmaakster betaalt maandelijks €200 voor bustickets om naar het werk te komen, maar ze wist niet dat de werkgever wettelijk verplicht is een tussenkomst te voorzien in de kosten voor woon-werkverkeer.   
  • Schoonmaakbedrijven maken regelmatig gebruik van economische werkloosheid, wat leidt tot instabiliteit in de werkgelegenheid, verlies van inkomen en problemen met de RVA. Deze stelt in individuele dossiers kritische vragen over het al dan niet terecht plaatsen van schoonmakers op economische werkloosheid.  
  • In sommige gevallen worden schoonmakers verplicht om onbetaald verlof op te nemen, wat niet wettelijk is.  

Daarnaast schakelt Stad Gent gespecialiseerde firma’s in om de kwaliteit van het schoonmaakwerk te controleren. De manier waarop deze controleurs communiceren, wordt door schoonmakers als hard en respectloos ervaren. De controles houden geen rekening met de moeilijke omstandigheden als gevolg van bezuinigingen in de sector.   

78

Verminderde arbeidskansen voor vrouwen

Vrouwen willen graag opleidingen volgen, de taal leren en financieel onafhankelijk worden, maar worden geconfronteerd met verschillende barrières die dit bemoeilijken. Zo zijn de kosten voor kinderopvang hoog of zijn er te weinig opvangmogelijkheden. Daarnaast ervaren ze sociale druk en controle in hun wijk, wat hen ervan weerhoudt om stappen te zetten. Ze hebben ook moeite om werk te vinden door een gebrek aan taalvaardigheid en hebben vaak geen financiële middelen om opleidingen te volgen.

Er zijn echter nog mogelijkheden om deze obstakels aan te pakken: taallessen kunnen binnen de wijk worden georganiseerd, er kunnen lokale kinderopvangmogelijkheden worden gecreëerd, en er kan een plek komen waar ze met al hun vragen terecht kunnen. Daarnaast is het belangrijk om betaalbare opleidingen aan te bieden, gratis Nederlandse lessen beschikbaar te stellen, en professionele partners in de wijk te plaatsen die ondersteuning bieden bij problemen zoals partnergeweld en onderdrukking. Activatieprogramma's en uitstappen in een veilige groep kunnen eveneens bijdragen aan hun empowerment.

79

Technologische verandering en arbeidsmarkt

Technologische verandering zorgt voor ingrijpende wijzigingen op de arbeidsmarkt, met als effecten de automatisering van jobs, het verdwijnen van repetitieve taken en het ontstaan van nieuwe gespecialiseerde functies. Er is een verschuiving van routine- en laaggekwalificeerde banen naar meer gespecialiseerde en hooggekwalificeerde functies. Dit dreigt vooral kwetsbare, eerder laaggeschoolde profielen te treffen indien geen of onvoldoende begeleiding en ondersteuning wordt geboden.

Tegelijk merken we dat deze doelgroep minder deelneemt aan projecten rond levenslang en levensbreed leren.

Signaal 81

 

Signaal 81

 

Thema:

80

Onbenut potentieel: de kloof naar duurzaam werk voor migranten in Vlaanderen

Er wordt veel onbenut potentieel en talent overgelaten bij mensen met een migratieachtergrond, en de integratietrajecten benutten dit onvoldoende. Dit blijkt niet alleen uit de praktijk maar ook uit een recente OESO-studie (2023), die het Vlaamse integratie- en activeringsbeleid onderzocht.

De studie laat zien dat mensen met een recente migratieachtergrond een grote kloof ervaren tot duurzaam werk. Ze belanden statistisch gezien vaker in onstabiele werksituaties en werken vaak onder hun competentieniveau. Zo werkt maar liefst 41% van de mensen van niet-Europese herkomst in Vlaanderen onder hun niveau. Daarnaast zijn leerlingen met een migratieachtergrond oververtegenwoordigd onder de vroegtijdige schoolverlaters.

Een van de oorzaken volgens het rapport is de gefragmenteerde begeleiding. Mensen met een recente migratieachtergrond moeten bij veel verschillende diensten aankloppen, zoals agentschappen voor integratie en inburgering, VDAB, OCMW, of het lokale bestuur. Elke instantie begeleidt hen vanuit haar expertise, maar door een gebrek aan samenwerking en informatie-uitwisseling wordt er geen consistent verhaal verteld. Er is behoefte aan een meer geïntegreerde en holistische aanpak, gebaseerd op vertrouwen in de competenties van mensen om daarmee te bouwen aan een sterke toekomst.

82

Taalontoegankelijkheid ontzegt mensen het recht op gepaste hulp- en dienstverlening

Taal blijft vaak een barrière in de Gentse samenleving. De toegang tot informatie binnen hulp- en dienstverlening, onderwijs, rechtspraak en andere sectoren hangt vaak af van iemands beheersing van het Nederlands en/of geletterdheidsniveau. Hoewel dit probleem alle Gentenaren kan treffen, is de impact vooral groot voor mensen die laaggeletterd zijn of een andere moedertaal hebben dan het Nederlands. Gebrek aan kennis over taalverwerving en laaggeletterdheid leidt bovendien tot misverstanden en een verkeerd inschatten van de noden van deze groepen in de samenleving.

Taalontoegankelijkheid speelt in verschillende maatschappelijke domeinen. Enkele voorbeelden:

  • In de geestelijke gezondheidszorg is er een tekort aan cultuursensitieve en taaltoegankelijke hulp, waardoor mensen met een recente migratieachtergrond vaak geen gepaste zorg kunnen krijgen vanwege hun beperkte kennis van het Nederlands en/of het gebrek aan culturele kennis bij hulpverleners.
  • Het CAW-onthaal is te ingewikkeld voor sommige groepen, zoals mensen die laaggeletterd, laagopgeleid of niet vertrouwd zijn met het Nederlands. Dit leidt tot miscommunicatie over hun noden, wat de hulpverlening belemmert.
  • De communicatie tussen scholen en ouders verloopt niet altijd optimaal, wat de betrokkenheid van ouders in het onderwijs van hun kind belemmert. De mate van taalondersteuning verschilt sterk per school, wat vraagt om een sterkere beleidsmatige aanpak om inclusievere schoolomgevingen te creëren. Sommige scholen maken bijvoorbeeld consequent gebruik van tolken of hanteren meertalige communicatie, terwijl dat bij andere scholen veel minder gebeurt. Systematisch tolken inzetten is niet voor elke school of organisatie realistisch. Het uitwerken van een taalbeleid binnen de organisatie biedt een groot houvast voor de medewerkers, zodat ze weten welke tool ze voor welk soort gesprek kunnen gebruiken.
  • Juridisch taalgebruik van pro-deo advocaten is vaak te complex, waardoor cliënten niet altijd de procedures en hun implicaties begrijpen.
  • Het bestellen van een flexbus bij De Lijn kan alleen via een Nederlandstalige app of telefoonlijn, wat taalbarrières voor bepaalde gebruikers creëert.
  • Er is een toenemende vraag van gezinnen rond hypothecaire leningen via het Vlaams Woningfonds, waarbij taalgebrek leidt tot risicovolle financiële situaties, zoals het niet afsluiten van een schuldsaldoverzekering. Kwetsbare gezinnen krijgen niet de nodige ondersteuning door de taalbarrière.

Deze taalbarrières zorgen ervoor dat mensen niet de juiste informatie, hulp of diensten krijgen waar ze recht op hebben, wat hun deelname aan de samenleving bemoeilijkt.

83

Taalvereisten als drempel tot (sociale) rechten

De toegang tot (sociale) rechten wordt steeds vaker gekoppeld aan taalvereisten. Mensen moeten een bepaald niveau Nederlands beheersen of aantonen voordat ze toegang krijgen tot hulp, diensten of rechten. Soms zijn deze taalvereisten expliciet vastgelegd in regelgeving, maar in andere gevallen zijn ze impliciet verweven in de manier waarop de dienstverlening is georganiseerd. Enkele voorbeelden:

Expliciete taalvereisten:

  • Taxibestuurders moeten taalniveau B1 behalen voor zowel mondelinge als schriftelijke vaardigheden. Dit niveau is vergelijkbaar met het niveau Frans dat ASO-leerlingen aan het einde van het secundair onderwijs halen. Als ze dit niveau niet halen, verliezen ze hun bestuurderspas en kunnen ze hun beroep niet uitoefenen.
  • Voor het aanvragen van de Belgische nationaliteit moeten mensen taalniveau A2 behalen voor mondelinge en schriftelijke vaardigheden. Recent werd de regelgeving aangepast voor analfabeten, die nu niet meer aan de schriftelijke eis hoeven te voldoen. Echter, voor andere doelgroepen zoals mensen met beperkte leercapaciteiten blijft de drempel onoverkomelijk.
  • Kandidaat-huurders voor een sociale woning moeten taalniveau A2 Mondeling aantonen.
     

Impliciete taalvereisten:

  • Vroeger konden mensen een tolk gebruiken bij het theoretisch rijexamen, maar tegenwoordig is dit examen alleen beschikbaar in de Belgische landstalen. Voor mensen die het Nederlands nog niet goed beheersen, vormt dit een obstakel.
  • Op de arbeidsmarkt vormt taal vaak een onzichtbare drempel. In sollicitaties wordt vaak – bewust of onbewust – een hoger taalniveau vereist dan strikt noodzakelijk is voor de functie, waardoor mensen in werkloosheid blijven of worden gedwongen tot functies die niet aansluiten bij hun kwalificaties.
  • Hoewel de bedoeling van deze taalvereisten vaak is om mensen te stimuleren Nederlands te leren, wordt er onvoldoende rekening gehouden met enkele belangrijke aspecten:
    • Taal zou geen belemmering mogen vormen voor de toegang tot basisrechten.
    • De vereiste taalniveaus zijn vaak niet afgestemd op de werkelijke behoeften. Vaak wordt een hoger taalniveau gevraagd dan nodig is voor het uitoefenen van een beroep, zoals dat van taxibestuurder.
    • Er is weinig begrip voor het proces van taalverwerving. Onderzoek toont aan dat het gemiddeld 5 tot 9 jaar duurt om een nieuwe taal volledig te beheersen, en voor sommigen nog langer. Mensen met beperktere leercapaciteiten blijven vaak steken op een bepaald niveau.
    • De verantwoordelijkheid voor taalvereisten wordt bij het individu gelegd, terwijl taaltoegankelijkheid een verantwoordelijkheid van de hele samenleving zou moeten zijn.

Daarnaast botsen deze taalvereisten met andere beleidsmaatregelen die het moeilijker maken om Nederlands te leren:

  • Lessen Nederlands als tweede taal zijn recent duurder geworden.
  • Nieuwe regelgeving in de kinderopvang maakt het lastiger voor mensen, vooral vrouwen, om kinderopvang te vinden terwijl zij Nederlandse lessen volgen.
     

Deze tegenstrijdigheden maken het nóg moeilijker voor mensen om de benodigde taalvaardigheden te verwerven en toegang te krijgen tot hun rechten en diensten.